Het is soms moeilijk, discussies over leven en dood. Vorige week was het weer zo ver. Een hevige discussie met enkele jongeren, over abortus en euthanasie. Op zich is het al erg moeilijk als mensen de eindeloze reeks moeilijke, maar belangrijke ethische vragen over het grensgebied tussen leven en dood op licht pamflettaire wijze herleiden tot ‘voor’ of ‘tegen’, waarna het dan meteen over abortus en euthanasie gaat. Je probeert voorzichtig te discussiëren, met oog voor alle nuances en ethische dilemma’s, maar het enige wat je telkens opnieuw voorgeschoteld krijgt, is dat je ‘voor’ of ‘tegen’ moet zijn.
Wat me in dat soort euthanasiediscussies vaak frappeert, is hoe ongenuanceerd en vaak bijzonder ‘technisch’ sommige mensen zijn die zich het sterkst op grote ethische principes beroepen. Gelukkig zijn er heel wat anderen. Veel mensen zeggen dat ze zelf niet weten wat ze zouden doen. Ze kunnen het zich misschien niet voorstellen dat ze zelf om euthanasie zouden vragen, maar aanvaarden dat er een wetgeving bestaat die het in sommige omstandigheden toestaat. Anderen willen zeker zijn dat er mogelijkheden zijn om waardig te sterven. Dat hoeft helemaal niet te betekenen dat ze zelf uiteindelijk zullen kiezen voor euthanasie, maar ze willen weten dat de mogelijkheid bestaat als de situatie zich zou voordoen. Dat geeft hun een veilig gevoel. En toch al heel wat mensen maken gebruik van de mogelijkheden om hun wensen voor het eigen levenseinde vast te leggen. En ook dat heeft helemaal niets te maken met de clichématige voorstellingen die sommigen ervan maken. Ze willen gewoon hun zaken regelen, ook om hun naasten te helpen, wanneer die moeilijke keuzes zouden moeten maken. Er zijn verschillende manieren om het levenseinde goed te organiseren, en die staan naast elkaar, niet tegenover elkaar. Wat mensen vooral zoeken, is waardigheid.
Er zijn heel wat kwesties waarover men eindeloos kan discussiëren. Men kan praten over wettelijke regelingen die er wel of niet zijn, die wel of niet goed genoeg zijn, die wel of niet genoeg regelen. Dat is nuttig en goed. Het is ook goed om rustig en open te spreken over hoe mensen hun eigen levenseinde zien. Een kwetsbaar en open gesprek, over waarden, over twijfels en angst, en over wat dat over je eigen leven zegt. Het kan bijdragen tot een cultuur van met de dood omgaan die vooral een cultuur van het leven is. De dood is een deel van het leven. In elke adem, in elke seconde van intens genot zit ook de dood. Wat ons tot mensen maakt, is onze niet-eeuwigheid. Liefde kan enkel zo intens zijn omdat we haar veroveren op het verdwijnen. Net als de muziek enkel kan bestaan in de verglijdende tijd.
Zonder ook maar op enige manier te willen oordelen over hoe anderen het zien en voelen, twee dingen die voor mij moeilijk te begrijpen zijn. Enerzijds een vorm van ‘zelfbeschikkingsdenken’ dat me te kil is. Anderzijds een vorm van ‘heiligverklaring’ die in wezen ook kil lijkt te zijn.
Je hoort het wel eens: mijn leven is van mij alleen, en ik doe ermee wat ik wil. Is dat wel zo? Zijn we van onszelf alleen? Zijn we ‘eigenaar’ van onszelf? Er is iets in die redenering dat me pijn doet. Er lijkt een dimensie in te zitten alsof je als mens volledig afgesloten bent van anderen. Als iemand erg veel lijdt, en vraagt dat hij of zij geholpen kan worden bij het verlichten van dat lijden, of dat een wens om het leven los te laten wordt gerespecteerd, dan is dat goed. Als er mensen zijn die na een voor hen ondraaglijk leven ervoor kiezen om uit het leven te stappen, dan is dat vreselijk. Of je het ooit kunt aanvaarden, dat weet je niet, maar je kunt wel proberen iets te begrijpen van de wanhoop die iemand zo ver dreef. We hebben geen nood aan een vaak dubieuze ‘cultus’ van het lijden, zoals je die in het katholicisme vindt. Maar we hebben ook geen nood aan een opgefokte maatschappij waarin elke vorm van lijden als ‘anders’ of ‘afwijkend’ of als dringend weg te duwen wordt beschouwd. Als eenzaamheid en verdriet zo’n vormen aannemen als in onze hedendaagse en ‘rijke’ maatschappij, dan is er iets mis. Iets mis met hoe we met elkaar omgaan, en hoe we het individu zien. Je bent jezelf in grote mate alleen maar door wie je bent in relatie tot anderen. Je mag van die anderen verwachten dat ze er zijn voor jou, maar het is ook in wezen normaal dat je een beetje goed voor jezelf zorgt omdat je er ook voor anderen bent. Wie zegt dat hij of zij rustig onbeperkt kan roken, omdat het toch alleen maar zijn of haar eigen leven is, komt ethisch gezien op een terrein waar zelfbeschikking dicht bij egoïsme kan komen. In de mate dat er mensen zijn die van jou houden, ligt het ook voor een stuk in jouw handen hoeveel pijn je zal veroorzaken bij hen. In wezen ben je uiteindelijk niet van jezelf alleen, hoe moeilijk dat ook is. Dat wil niet zeggen dat je geen keuzes zou mogen maken over je eigen levenseinde, integendeel, maar die keuzes doen zich voor in het web van relaties waarin je je bevindt.
Nog moeilijker zijn argumenten over de ‘heiligheid’ van het leven. Het leven is me veel waard, heel erg veel, maar – om het bewust provocerend te zeggen – zo heilig is het nu ook weer niet. Het leven is zeker het hoogste. Mensen die aan een ernstige ziekte lijden, beseffen ten volle hoe graag ze in het leven zouden willen blijven. Met elke vezel in hun lijf verlangen ze ernaar, en terecht. Wanneer iemand die je lief is sterft, kun je eindeloos veel verdriet hebben. Maar wil dat ook zeggen dat je iemand ten koste van alles in het leven wil vasthouden, ook als er geen waardigheid meer is in dat leven? Het is raar dat sommige mensen die op soms licht fundamentalistische wijze het ‘heilige’ leven verdedigen, en geen enkele vorm van tussenkomst (actief of passief) in het levenseinde aanvaarden, eigenlijk een zeer ‘technische’ definitie van leven hanteren. Mensen zouden absoluut in leven moeten worden gehouden omdat er nog ‘levensfuncties’ zijn. Men heeft er geen moeite mee dat mensen via allerlei machines tot ver over een bepaalde grens in leven worden gehouden, maar men kan blijkbaar zo moeilijk de dood in het leven zelf aanvaarden. Mijn leven is niet het feit dat mijn hart klopt en dat een monitor hersenfuncties kan waarnemen. Mijn leven is in grote mate hoe ik verbonden ben met wie me lief is, hoe ik met hen mijn verhalen kan delen, hoe ik mijn falen en twijfel kan delen, hoe ik dus ook klein en gekwetst kan zijn. Mijn leven huist in die verovering op de dood. Heel voorzichtig met mijn eigen leven omgaan, het hoort bij wie ik wil zijn voor mijn geliefden. Van hen vragen dat ze me laten sterven wanneer de tijd daar is, dat is ook een vorm van dezelfde liefde. De heiligheid ligt in de kwetsbaarheid, in het permanente falen, in de aardsheid dus, en niet in iets absoluut dat daar buiten probeert te staan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten