‘Ik ben een beetje verlegen.’
‘Ik ook, raar toch.’
‘Misschien wel. Waarom duurde het zo lang?’
‘Ik weet het niet, misschien moest het zijn tijd hebben.’
‘Ik ben wel blij dat je gekomen bent, ik wist niet of je het zou doen uiteindelijk.’
‘Maar ik ben er, dat is het belangrijkste.’
‘Regelmatig kom ik naar hier, om naar de rivier te kijken. Het maakt me rustig.’
‘Weet je, uiteindelijk ben je toch mijn vader. Misschien was het moeilijk om jou in mij te zien. En daarvan weglopen leek eerst een goede weg, maar het leidde nergens naar.’
‘Misschien zou ik in jouw plaats ook van mij weggelopen zijn, denk ik soms.’
‘Tja, dat zou kunnen, maar ik weet niet of het dat zoveel gemakkelijker maakt.’
‘Ik weet het, en het zal altijd blijven knagen.’
‘Je bent zo veel soms, zo veel jij. En ik wilde zo graag leeg zijn, onopvallend, soepel als water dat wegglijdt tussen je vingers. Maar dat ging niet.’
‘Eigenlijk wou ik dat ook vaak, maar ik heb me ermee verzoend uiteindelijk, en nu gaat het gemakkelijker.’
‘Was je eigenlijk blij met mij? Was je blij toen ik geboren werd?’
‘Je moest eens weten… Het was het allermooiste. Wat ik voelde, het was zo groot dat ik het nauwelijks aan kon. Het was alsof mijn armen niet sterk genoeg waren, mijn handen niet groot genoeg. Het lag in mijn handen om je te beschermen tegen de grote boze wereld, en die verantwoordelijkheid was immens.’
‘Misschien had je dat gewoon wat meer moeten laten blijken?’
‘Op mijn manier probeerde ik het wel.’
‘Weet je, het maakt niet zoveel meer uit. De dingen zijn nu wat ze zijn, en we hebben nog zoveel tijd voor ons, hoop ik toch.’
‘Het spijt me, dat klinkt zo belachelijk, maar op een of andere manier zou ik het willen zeggen. Alles wat ik verkeerd deed.’
‘Dat is goed. Soms denk ik niet dat je zoveel verkeerd hebt gedaan. Vroeger dacht ik daar heel anders over, maar dat gevoel komt nu stilaan meer naar boven.’
‘Ga eens terug recht staan? Zie ik dat goed?’
‘Ja, je ziet het goed. Je gaat opa worden.’
‘Ja? Is het echt?’
‘Het is echt, wat dacht je?’
‘Dat is zo geweldig. Ik ben zo blij voor jou.’
‘En toch ook voor jezelf hoop ik?’
‘Natuurlijk, maar ik durf dat niet zo goed zeggen, denk ik.’
‘Toen ik wist dat dit kind ging komen, wist ik dat ik terug naar jou moest gaan. Misschien zou ik ook moeten zeggen dat het me spijt. Maar ik wil vooral zeggen dat je opa gaat worden.’
‘Ik wou dat ik je kon zeggen wat dat voor me betekent.’
‘Vertel het me maar, de volgende maanden en jaren. Ik wil het graag van je horen.’
‘Ben je bang?’
‘Soms wel. Soms word ik zwetend wakker, en dan zie ik alles op me afkomen. En dan denk ik dat ik het niet zal kunnen.’
‘Ik heb altijd geweten dat je een heel goede moeder zou worden, en dat denk ik nog steeds.’
‘Ja? Geloof je dat echt?’
‘Ja, dat weet ik zeker.’
‘Ik denk dat ik je nog nodig zal hebben.’
‘Ik zal er zijn, ik ga nooit meer weg.’
‘Dat moet je me wel beloven.’
‘Dat beloof ik je.’
‘Misschien kunnen we af en toe hier bij het water komen zitten, als we het niet meer weten.’
‘Dat is een goed idee. Als je gewoon kijkt naar hoe het water voorbij gaat, dan is het soms alsof alles zichzelf uitwijst, alsof je niet meer zou moeten doen dan gewoon de stroom volgen.’
‘Is dat zo? Dat gevoel heb ik vaak gemist.’
‘Soms kan ik het geloven, en soms lukt het me ook.’
‘Je bent veranderd. Je ziet er rustiger uit. Ook een klein beetje droevig, eerlijk gezegd.’
‘Misschien wel. Jij bent niet zo erg veranderd. Alleen je ogen zijn wat ouder geworden, denk ik.’
‘En gaan we nog alles zeggen wat we moeten zeggen tegen elkaar?’
‘Ja, dat gaan we doen. Maar geef me een beetje tijd. Ik schaam me nog altijd een beetje.’
‘Het is niet erg, het komt wel in orde.’
‘Ja? Komt het nog in orde?’
‘Ja, het komt in orde. Dat zijn we aan elkaar verplicht, of niet soms?’
‘Ja.’
‘Mag ik nu even bij je schuilen? Daar verlang ik al zo lang naar.’
‘Kom maar, mijn kleine meid, het is warm hier.’
‘Ik ook, raar toch.’
‘Misschien wel. Waarom duurde het zo lang?’
‘Ik weet het niet, misschien moest het zijn tijd hebben.’
‘Ik ben wel blij dat je gekomen bent, ik wist niet of je het zou doen uiteindelijk.’
‘Maar ik ben er, dat is het belangrijkste.’
‘Regelmatig kom ik naar hier, om naar de rivier te kijken. Het maakt me rustig.’
‘Weet je, uiteindelijk ben je toch mijn vader. Misschien was het moeilijk om jou in mij te zien. En daarvan weglopen leek eerst een goede weg, maar het leidde nergens naar.’
‘Misschien zou ik in jouw plaats ook van mij weggelopen zijn, denk ik soms.’
‘Tja, dat zou kunnen, maar ik weet niet of het dat zoveel gemakkelijker maakt.’
‘Ik weet het, en het zal altijd blijven knagen.’
‘Je bent zo veel soms, zo veel jij. En ik wilde zo graag leeg zijn, onopvallend, soepel als water dat wegglijdt tussen je vingers. Maar dat ging niet.’
‘Eigenlijk wou ik dat ook vaak, maar ik heb me ermee verzoend uiteindelijk, en nu gaat het gemakkelijker.’
‘Was je eigenlijk blij met mij? Was je blij toen ik geboren werd?’
‘Je moest eens weten… Het was het allermooiste. Wat ik voelde, het was zo groot dat ik het nauwelijks aan kon. Het was alsof mijn armen niet sterk genoeg waren, mijn handen niet groot genoeg. Het lag in mijn handen om je te beschermen tegen de grote boze wereld, en die verantwoordelijkheid was immens.’
‘Misschien had je dat gewoon wat meer moeten laten blijken?’
‘Op mijn manier probeerde ik het wel.’
‘Weet je, het maakt niet zoveel meer uit. De dingen zijn nu wat ze zijn, en we hebben nog zoveel tijd voor ons, hoop ik toch.’
‘Het spijt me, dat klinkt zo belachelijk, maar op een of andere manier zou ik het willen zeggen. Alles wat ik verkeerd deed.’
‘Dat is goed. Soms denk ik niet dat je zoveel verkeerd hebt gedaan. Vroeger dacht ik daar heel anders over, maar dat gevoel komt nu stilaan meer naar boven.’
‘Ga eens terug recht staan? Zie ik dat goed?’
‘Ja, je ziet het goed. Je gaat opa worden.’
‘Ja? Is het echt?’
‘Het is echt, wat dacht je?’
‘Dat is zo geweldig. Ik ben zo blij voor jou.’
‘En toch ook voor jezelf hoop ik?’
‘Natuurlijk, maar ik durf dat niet zo goed zeggen, denk ik.’
‘Toen ik wist dat dit kind ging komen, wist ik dat ik terug naar jou moest gaan. Misschien zou ik ook moeten zeggen dat het me spijt. Maar ik wil vooral zeggen dat je opa gaat worden.’
‘Ik wou dat ik je kon zeggen wat dat voor me betekent.’
‘Vertel het me maar, de volgende maanden en jaren. Ik wil het graag van je horen.’
‘Ben je bang?’
‘Soms wel. Soms word ik zwetend wakker, en dan zie ik alles op me afkomen. En dan denk ik dat ik het niet zal kunnen.’
‘Ik heb altijd geweten dat je een heel goede moeder zou worden, en dat denk ik nog steeds.’
‘Ja? Geloof je dat echt?’
‘Ja, dat weet ik zeker.’
‘Ik denk dat ik je nog nodig zal hebben.’
‘Ik zal er zijn, ik ga nooit meer weg.’
‘Dat moet je me wel beloven.’
‘Dat beloof ik je.’
‘Misschien kunnen we af en toe hier bij het water komen zitten, als we het niet meer weten.’
‘Dat is een goed idee. Als je gewoon kijkt naar hoe het water voorbij gaat, dan is het soms alsof alles zichzelf uitwijst, alsof je niet meer zou moeten doen dan gewoon de stroom volgen.’
‘Is dat zo? Dat gevoel heb ik vaak gemist.’
‘Soms kan ik het geloven, en soms lukt het me ook.’
‘Je bent veranderd. Je ziet er rustiger uit. Ook een klein beetje droevig, eerlijk gezegd.’
‘Misschien wel. Jij bent niet zo erg veranderd. Alleen je ogen zijn wat ouder geworden, denk ik.’
‘En gaan we nog alles zeggen wat we moeten zeggen tegen elkaar?’
‘Ja, dat gaan we doen. Maar geef me een beetje tijd. Ik schaam me nog altijd een beetje.’
‘Het is niet erg, het komt wel in orde.’
‘Ja? Komt het nog in orde?’
‘Ja, het komt in orde. Dat zijn we aan elkaar verplicht, of niet soms?’
‘Ja.’
‘Mag ik nu even bij je schuilen? Daar verlang ik al zo lang naar.’
‘Kom maar, mijn kleine meid, het is warm hier.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten