Wat zou je moeten doen om een goed mens te worden? Soms zou je het willen weten. Of je het kunt weten.
Baby’s duiken op in je dromen. Je twijfelt nog steeds hoe je hen het best zou vasthouden, hoe je hen het best kunt beschermen tegen alle dino’s en andere demonen. Je loopt over de straat, en ze beginnen spontaan allerlei woordjes te zeggen. Je vraagt je nog even af of dat toch niet een beetje vroeg is, die woordjes.
De man voor je in de winkel staat uitgebreid zichzelf te bejubelen. Hoe geweldig hij wel is, wie hij allemaal kent, wat hij allemaal weet, wat hij allemaal gedaan heeft, … Even denk je nog dat er enige ironie in het spel moet zijn. Een pose, die net lang genoeg volgehouden wordt. Maar hij gaat maar door. Het is beter om toch maar subtiel het pand te verlaten. Ook de schepping maakt wel eens een fout blijkbaar.
Of je wel elke dag genoeg oefent in milde aandacht, denk je nog even, terwijl je rustig iedereen laat oversteken op het zebrapad. Terwijl besef je dat die vraag het bewijs is van nog niet genoeg geoefend, of zoiets. Waarschijnlijk zul je dus een antwoord kunnen geven op het moment dat de vraag helemaal verdwenen is, of zoiets.
De twee mannen zitten naast elkaar op de bank op het pleintje. Ze zitten daar gewoon. Misschien zeggen ze af en toe een woord, misschien ook niet.
Je doet je best om goed te werken. Op discipline, want veel zin was er niet, niet echt. Je laat je niet afleiden, concentreert je op al die woorden, en hoe ze zouden moeten zijn. Je neemt je voor om op tijd te stoppen, om nog te kunnen lezen in je boek. Iets zegt je dat je eigenlijk te moe bent. Je zet je neer en leest. Helemaal goed gaat het niet. Je schuift tussen de regels van het boek door, als naar een droom waarin je in en uit kunt gaan. Iets zegt je dat je eigenlijk te moe bent. Iets vraagt je of je eigenlijk wilde lezen, of vooral je boek uit krijgen. De enige oplossing is je erbij neerleggen dat je beter even zou gaan liggen. Waarna je vaststelt dat je eigenlijk moe bent. Dat dat zou kunnen, zegt iets, het is tenslotte weekend, en bijna vakantie, die eigenlijk goed van pas zou komen, als je eerlijk bent, maar toch… Het kan moeilijk zijn moe te zijn.
De vraag naar het geluk is misschien wel de moeilijkste.
In de winkel, niet voorzien van airco, staat een bordje dat zegt dat de chocolade in de kelder ligt, gezien de warmte. Dat je dus moet vragen om de chocolade uit de kelder te laten halen. Even ben je in de war, je kwam immers enkel voor chocolade. Of dat niet een beetje onnozel is, om die mijnheer alleen voor die chocolade in die kelder te laten gaan. Even neem je je voor nog iets anders ook mee te nemen, waardoor het minder kaal of zo zou zijn. Maar iets anders heb je eigenlijk niet nodig. Als compromis besluit je niet twee maar drie repen te vragen. Het lijkt een normale vraag te zijn, de man gaat rustig de chocolade halen.
En ineens besef je dat je misschien best nog wel oud zou kunnen worden. En even lijkt het alsof je zoveel zou moeten doen, nu onmiddellijk, voor al wat er na nu nog gaat komen. Alsof je alles snel in orde zou moeten brengen, terwijl je, besef je tegelijk, misschien net meer tijd hebt om alles in orde te brengen… Misschien zul je ooit nog iets van jezelf begrijpen, denk je nog.
Je hebt je best gedaan om het kleine korstje niet weg te pulken. Je hebt het uiteindelijk alleen een klein beetje geholpen om op geheel natuurlijke wijze vanzelf van je hoofd af te vallen, met de zwaartekracht dus. Een heel klein beetje maar. Waarom zijn trouwens niet alle tuinschuurtjes gemaakt op maat van normale mensen, met een normale lengte van bijna twee meter of zo? Het leven zou simpeler zijn. Die stelling geldt overigens ook voor lampen die boven tafels hangen, om maar iets te zeggen.
Je zou er veel voor geven om je oude grootmoeder even terug te halen naar dit leven, en haar mee te nemen naar een bankje op een plein. Je zou haar willen vragen of je af en toe een goed mens bent. Maar het zou ook kunnen dat je niets vraagt, en dat jullie stilletjes naast elkaar blijven zitten, zonder een woord te zeggen.
Baby’s duiken op in je dromen. Je twijfelt nog steeds hoe je hen het best zou vasthouden, hoe je hen het best kunt beschermen tegen alle dino’s en andere demonen. Je loopt over de straat, en ze beginnen spontaan allerlei woordjes te zeggen. Je vraagt je nog even af of dat toch niet een beetje vroeg is, die woordjes.
De man voor je in de winkel staat uitgebreid zichzelf te bejubelen. Hoe geweldig hij wel is, wie hij allemaal kent, wat hij allemaal weet, wat hij allemaal gedaan heeft, … Even denk je nog dat er enige ironie in het spel moet zijn. Een pose, die net lang genoeg volgehouden wordt. Maar hij gaat maar door. Het is beter om toch maar subtiel het pand te verlaten. Ook de schepping maakt wel eens een fout blijkbaar.
Of je wel elke dag genoeg oefent in milde aandacht, denk je nog even, terwijl je rustig iedereen laat oversteken op het zebrapad. Terwijl besef je dat die vraag het bewijs is van nog niet genoeg geoefend, of zoiets. Waarschijnlijk zul je dus een antwoord kunnen geven op het moment dat de vraag helemaal verdwenen is, of zoiets.
De twee mannen zitten naast elkaar op de bank op het pleintje. Ze zitten daar gewoon. Misschien zeggen ze af en toe een woord, misschien ook niet.
Je doet je best om goed te werken. Op discipline, want veel zin was er niet, niet echt. Je laat je niet afleiden, concentreert je op al die woorden, en hoe ze zouden moeten zijn. Je neemt je voor om op tijd te stoppen, om nog te kunnen lezen in je boek. Iets zegt je dat je eigenlijk te moe bent. Je zet je neer en leest. Helemaal goed gaat het niet. Je schuift tussen de regels van het boek door, als naar een droom waarin je in en uit kunt gaan. Iets zegt je dat je eigenlijk te moe bent. Iets vraagt je of je eigenlijk wilde lezen, of vooral je boek uit krijgen. De enige oplossing is je erbij neerleggen dat je beter even zou gaan liggen. Waarna je vaststelt dat je eigenlijk moe bent. Dat dat zou kunnen, zegt iets, het is tenslotte weekend, en bijna vakantie, die eigenlijk goed van pas zou komen, als je eerlijk bent, maar toch… Het kan moeilijk zijn moe te zijn.
De vraag naar het geluk is misschien wel de moeilijkste.
In de winkel, niet voorzien van airco, staat een bordje dat zegt dat de chocolade in de kelder ligt, gezien de warmte. Dat je dus moet vragen om de chocolade uit de kelder te laten halen. Even ben je in de war, je kwam immers enkel voor chocolade. Of dat niet een beetje onnozel is, om die mijnheer alleen voor die chocolade in die kelder te laten gaan. Even neem je je voor nog iets anders ook mee te nemen, waardoor het minder kaal of zo zou zijn. Maar iets anders heb je eigenlijk niet nodig. Als compromis besluit je niet twee maar drie repen te vragen. Het lijkt een normale vraag te zijn, de man gaat rustig de chocolade halen.
En ineens besef je dat je misschien best nog wel oud zou kunnen worden. En even lijkt het alsof je zoveel zou moeten doen, nu onmiddellijk, voor al wat er na nu nog gaat komen. Alsof je alles snel in orde zou moeten brengen, terwijl je, besef je tegelijk, misschien net meer tijd hebt om alles in orde te brengen… Misschien zul je ooit nog iets van jezelf begrijpen, denk je nog.
Je hebt je best gedaan om het kleine korstje niet weg te pulken. Je hebt het uiteindelijk alleen een klein beetje geholpen om op geheel natuurlijke wijze vanzelf van je hoofd af te vallen, met de zwaartekracht dus. Een heel klein beetje maar. Waarom zijn trouwens niet alle tuinschuurtjes gemaakt op maat van normale mensen, met een normale lengte van bijna twee meter of zo? Het leven zou simpeler zijn. Die stelling geldt overigens ook voor lampen die boven tafels hangen, om maar iets te zeggen.
Je zou er veel voor geven om je oude grootmoeder even terug te halen naar dit leven, en haar mee te nemen naar een bankje op een plein. Je zou haar willen vragen of je af en toe een goed mens bent. Maar het zou ook kunnen dat je niets vraagt, en dat jullie stilletjes naast elkaar blijven zitten, zonder een woord te zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten