Het is vroeg, weer, en het lichaam laat zich niet zo gemakkelijk uitplooien. Zoals die tentjes, die zogenaamd in een wip en niet meer dan een vingerknip uit het niets verschijnen. Volgens de gebruiksaanwijzing dan tenminste… In het echt is er iets meer gedoe bij. Je steekt alle stukken in elkaar, maar het rammelt nog een beetje. De warme waterstraal maakt al veel goed.
De overstap in het grote station, daar in de diepte. Even heen en weer lopen over het lege perron. De man die van de andere kant komt, is een bekend acteur. Zijn naam komt even nog niet, die komt later wel, als het moment daar is. Het is niet de eerste keer deze week. Namen die dichtbij zijn, maar toch nog te ver. Je moet wachten, tot het moment waarop je niet meer wacht, en dan komt hij. Misschien gaat het sneller als je helemaal uitgeslapen bent.
Misschien zou je willen dat iemand erbij was nu, om te laten zien wat gaat komen, om de verhalen te horen.
De mensen vooraan vertellen verhalen. Ze maken je een beetje verlegen. Je denkt aan kleine dingen. De geur van de torentrap. De magneten op het bord waarop de partituren werden bevestigd. Het slappe roodbruine leren tasje, waarin die partituren werden meegenomen. Het radioprogramma dat moest worden opgenomen, tussen elf en twaalf op zondag, op een cassette van 60 minuten, zodat tijdig en supersnel omdraaien aangewezen was.
De mensen komen zeggen dat je op hem lijkt. Misschien hebben ze wel gelijk. Je ziet de handen op de foto. Er is iets met de handen van vaders en zonen. Wat zal er na de jouwe komen?
Je hoort de muziek, en even komt alles weer terug.
Herinneringen dringen zich in dichte drommen op. Oude verhalen. Iets over een oude rederijkerskamer. Er zijn steeds minder mensen over aan wie je even kunt vragen of wat je in je hoofd hebt ook klopt. Het doet je even schrikken.
En even tussendoor hoor je een verhaal dat je nog niet kende. Het neemt je even vast. Je zou iets willen doen, al weet je niet wat.
Ze worden allemaal ouder, en ze kruipen wat dichter bij elkaar. Je ziet het. Je bent weggegaan van hier, en je bent ook gebleven, zo lijkt het heel even. Het is alsof de verhalen hier op je wachten, om je iets te zeggen.
Het is weer tijd voor het vertrek. De bus rijdt weg van hier, en straks ook de trein. Je kunt gewoon verdwijnen in die beweging. Iets in je lichaam lijkt ineens te haperen. Alsof ergens een verkeerde verbinding is gemaakt. De onrust blijft nog een hele tijd, tot die ook wegebt.
De woorden in het boek laten zich niet gemakkelijk lezen. Je bent te moe, denk je. Was het anders, was je anders, je zou kunnen slapen nu. Ergens tegenaan. Alles wat je niet weet, het is even niet voor nu.
Je komt het huis weer binnen, het heeft rustig op je gewacht. Iets van het huis is aan het verdwijnen, je voelt het elke dag meer. Maar dat wat wachtte, dat mag wel meegaan.
Het duurt nog even eer de rust nog meer komt in dat lichaam. Soms is er een traag alleen-zijn nodig.
Billie zingt You Go To My Head. Waarom weet je niet, maar het hoort bij nu. Het heeft met de kleur te maken, en die zoete ruis. Het is goed geweest, voor vandaag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten