‘Hier zijn we nu. Wat is er?’
‘Niets, ik ben een beetje verlegen.’
‘Dat moet toch niet.’
‘Ik weet het, laat maar, het gaat wel over. Het is even een beetje veel.’
‘Ja, dat begrijp ik.’
‘Hoor je dat nummer? In The Garden?’
‘Ja, mooi.’
‘Het heeft voor mij altijd iets van thuiskomen, dat nummer. Ik ga er telkens anders van ademen. En het is alsof er iets van mijn schouders glijdt.’
‘Je ziet er zo breekbaar uit.’
‘Ja? Dat zou kunnen. Ben jij niet verlegen dan?’
‘Ook wel, een beetje toch.’
‘Laten we gewoon hier zo een beetje blijven, niets doen, voor nu toch. Gewoon een beetje kijken.’
‘Ja, dat is goed.’
‘Soms ben ik bang van de goede dingen. Het is gemakkelijker om onderweg te zijn waarschijnlijk.’
‘Ik heb dat al vaak gemerkt bij jou. Ik begrijp het nu wel, maar dat was niet altijd gemakkelijk.’
‘Ik weet het.’
‘Ik denk dat je het ooit gewoon moet riskeren. Ergens een plek zoeken waar je wilt blijven, en dat dan ook gewoon doen. En laat alle goede dingen dan maar gewoon komen, al is het traag.’
‘Ja, traag zal het moeten zijn.’
‘Ben je nu bang dan?’
‘Nee, eigenlijk niet, helemaal niet.’
‘Zie je wel.’
‘Het heeft wel iets, dit, hier zo. Vind je niet?’
‘Absoluut. Alsof het zo bedoeld is.’
‘Stel je voor dat we alle tijd zouden hebben. We zouden alles kunnen zeggen, net zo lang tot alle woorden goed zitten, op hun juiste plaats.’
‘Misschien. Misschien zouden we minder moeten zeggen, de woorden even gewoon met rust laten. En zien wat er gebeurt dan.’
‘Ik weet het al.’
‘Ja?’
‘Ja. Het zou me waarschijnlijk toch een beetje bang maken. Maar misschien is dat niet zo erg.’
‘Soms wil ik graag even zonder woorden. Ik wil ze even af kunnen leggen. Heb jij dat nooit?’
‘Soms wil ik ze alleen door mijn hoofd laten gaan, luider dan dat wil ik ze niet.’
‘Het is rustig hier, het gaat je goed doen.’
‘Ik hoop het eigenlijk wel.’
‘Wat denk je?’
‘Vroeger dacht ik vaak: later, als ik groot ben, dan… Dan zou ik alles. Nu is het misschien wel tijd om groot te worden.’
‘Ben je dan nog niet groot genoeg?’
‘Nee, eigenlijk niet, op een bepaalde manier dan. Vorige week dacht ik het nog: de tijd van het sterven is begonnen. De mensen die sterven, ze komen dichterbij. En toen dacht ik: ik heb geen tijd meer om te wachten, het is nu.’
‘Dat is een mooie gedachte. Alles duurt bij jou altijd wat langer, denk ik. Maar je komt er altijd wel.’
‘Dit is mooi, hier zo, en dit ook.’
‘Ja ja, het is al goed.’
‘Maar het is wel zo.’
‘Soms denk ik: iets is wat het altijd was, en iets is veranderd, en komt niet meer terug. Begrijp je dat?’
‘Ja, ik begrijp het.’
‘Ik weet niet goed of ik dat erg moet vinden, of net niet.’
‘Ik weet het niet, ik ook niet.’
‘Misschien moet je die plaat nog eens opzetten, ik wil ze nog wel eens horen.’
‘Ja? Heel goed, ik doe het meteen.’
‘Maar dan moet je wel even zwijgen daarna.’
‘Ja?’
‘Ja.’
‘Dan zal ik dat maar doen zeker?’
‘Dat lijkt me wel een goed idee.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten