Altijd een beetje in de war door een garderode. Is vestiaire een meer of een minder bedreigend woord trouwens? Moet je dat wel of niet doen, je jas afgeven? Je komt het gebouw binnen waar de conferentie plaats zal vinden. Je begint al te rekenen. Hoe snel je straks weg moet gaan, om nog net die ene trein te halen. En hoe je dan je jas al klaar wilt hebben. Dus maar niet. Om dan natuurlijk meteen vast te stellen dat het te warm is met je jas aan, en te onhandig met je jas bij de hand. En toch dapper volhouden. Terwijl niet in staat zijn om soepel, als een ervaren congresganger aan een tafeltje te gaan staan met een koffie, klaar om meteen te gaan netwerken, jezelf voor te stellen, interessante vragen te stellen. Een beetje onhandig lukt het toch.
Was je maar een mooie Afrikaanse vrouw, je denkt het wel eens. Misschien in de betekenis van: kon je maar dansen en bewegen zoals een mooie Afrikaanse vrouw. Het is niet voor jou weggelegd. Je kijkt naar bewegingen en denkt heel even: zo moeilijk kan dat toch niet zijn om die arm zo en zo te bewegen. Tot je verder dan de arm begint te kijken en ziet wat er nog volgt. Vanuit een denkbeeldig punt in de ruimte, en overlopend in die arm, beweegt er iets. Je kunt het niet vatten. Je zou nog willen vragen: zou je die beweging even in een soort trage slow motion kunnen doen? Niet dus. En later voor de spiegel, probeer je nog even die arm te doen. Verder dan de hand kom je niet.
Officieel ben je grote voorstander van algehele zen. Alle irritaties zouden van je afglijden, nog voor ze er zijn. De dingen zouden door je heen stromen, terwijl je volledig in het nu met milde aandacht de wereld waarneemt, zonder een oordeel te voelen opkomen. Tot er iemand voor jou loopt te slenteren. Ongetwijfeld is die iemand grote voorstander van algehele zen, en heeft zij net die dag beslist dat ze zich niet meer zal gaan haasten, maar rustig, als een vorm van bewegingsmeditatie, doorheen de ruimte zal bewegen. En dat om die ruimte helemaal te kunnen opnemen, in het hier en nu, en in milde aandacht. Je doet nog even je best om zogenaamd rustig achter haar aan te lopen, je soepel aanpassend aan de nieuwe situatie. Een vorm van overgave als het ware, aan het nu dan, of zo. En dat kun je toch enkele seconden volhouden. Tot iets je zegt dat je zenuwachtig wordt als je achter iemand aanloopt die loopt te slenteren. Waarna je met een vloeiende beweging om haar heen gaat, en terug voluit kunt gaan, op je eigen tempo.
Ondertussen zit je in de congreszaal. Met al je spullen. Je jas die je onder je stoel probeert te wurmen. Je rugzak met alle spullen die je nodig zou kunnen hebben, zeker als er plots een wereldoorlog uitbreekt of zo. En ook nog dat mooie draagtasje dat je bij het onthaal kreeg. Waarom krijg je altijd van die tasjes? Toegegeven, soms krijg je een kartonnen of plastic gevaarte dat je liefst meteen ergens zou willen achterlaten. Nu is het een mooi tasje, in ecokatoen, met allerlei vakjes voor allerlei nuttige dingen, ongetwijfeld. Maar waar blijf je daarmee? Het moet ook nog onder die stoel. En terwijl probeer je je papieren vast te houden, en ook nog te noteren. En dat allemaal in dit kleine stukje van de ruimte dat jou is toegemeten vandaag. Je lijkt altijd veel te groot en te massief voor zo’n stoel. Hoe doen al die andere mensen dat?
Je bent er niet altijd op voorbereid dat de dingen lukken, in de tijd die je voorzien had. Je hebt je al erg gehaast om op tijd weer thuis te zijn. Want er zijn nog drie afspraken te gaan, voor alles weer sluit. Je loopt de zaak binnen, neemt een volgnummertje. Zoals in het ziekenhuis weet je dat niet de volgorde van binnenkomen, maar de aard van de vraag bepaalt wie eerst aan de beurt is. Je doet je best om algeheel zen te blijven, terwijl alle anderen blijkbaar toch de juiste vraag hadden, qua sneller geholpen worden. Gelukkig stond de categorie ‘verhuis’ als mogelijkheid tussen de knoppen voor het nummertje. Uiteindelijk ben je aan de beurt. Of ze je televisie zouden kunnen komen aansluiten op die voormiddag. Ja, dat kan, en het is meteen geregeld. Je loopt snel weer buiten om nog op tijd in het postkantoor te zijn om drie pakjes af te geven. Want ook het verjaren gaat gewoon door, in de buitenwereld. Weer een nummertje. Je weet nooit zeker wat er het snelst gaat, een nummertje of het expressloket. Je denkt dat drie pakjes wel geen express is. En, inderdaad, het nummertje gaat sneller dan de lange rij aan het expressloket. Je loopt snel weer buiten, naar de volgende bestemming. Opnieuw een nummertje, met opnieuw heel wat mogelijkheden. Na drie keer kijken kies je de categorie ‘andere vragen’. Even ben je nog bang dat je verhuisvraag niet als een andere vraag zal beschouwd worden, waardoor je onherroepelijk naar huis zult worden gestuurd. Maar nee, je bent snel aan de beurt. Of men op die dag de telefoon aan zou kunnen komen sluiten. Ja hoor, geen enkel probleem, het is geregeld. Voor je het weet, sta je weer buiten. Blijkt er zelfs nog tijd over. Je fietst traag weer naar huis.
Nog altijd in de congreszaal. Je kijkt op je horloge. Probeert uit te rekenen wanneer je zeker hier zou moeten vertrekken om die ene trein nog net te halen. Wel vervelend dat je midden in een rij zit. Je probeert een strategisch moment te kiezen, net na een presentatie of zo. Was je maar een soepele, gracieus als een slang bewegende Afrikaanse vrouw. Dan kon je ongemerkt door de rij schuiven, zonder dat iemand het zou merken. Niet dus. Je staat op, lijkt immens groot, probeert al je spullen, rugzak, jas, tasje in een keer te pakken. De andere mensen moeten opstaan om je door te laten. Ook zij blijken nu allerlei spullen tussen hun benen of onder hun stoel te hebben staan. Het duurt dus even eer je eindelijk de rij uit bent en naar buiten kunt. Je doet een verdienstelijke poging tot snelwandelen. Om te zien dat de trein net voor je neus vertrekt. Waarna je vaststelt dat er tien minuten later nog een trein is, die ook nog perfect aansluiting geeft op die andere trein die je zeker moet halen. Waar was al dat gedoe nu eigenlijk voor nodig?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten