Veel beschouwingen in de kranten over de internationale economische crisissfeer. Komt er een nieuwe recessie? Komt er een ‘double dip’? Zal de euro het houden? Zullen de beurzen terug op snelheid komen? Interessante beschouwingen. Vergeleken met een tijd geleden hebben ze nu een heel andere toon. Een heel stuk pessimistischer. In tegenstelling tot een aantal editorialisten en politici die zeggen dat er gewoon weer zo snel mogelijk een ‘forse’ economische groei moet komen om ons andermaal uit de modder te hijsen en weer op het veilige pad van de gestage vooruitgang te krijgen, lees je in die stukken een ander verhaal. Hier is blijkbaar een soort systeemcrisis aan de gang die niet zomaar over zal gaan. Vanuit onverwachte hoek worden nu ineens heel wat vragen gesteld bij een al te naïef groeigeloof, en dat is boeiend. Tegelijk valt het op dat de ecologische crisis met alle geweld uit beeld wordt gehouden, en dat zou wel eens een fatale blunder kunnen zijn.
In de naweeën van de financiële crisis van 2008 en met de beurscapriolen van de voorbije maanden is bij velen het besef gegroeid dat er iets mis is met de band tussen de financiële economie, die wispelturig en vaak grotendeels virtueel is, en de reële economie, waar mensen werken en dingen maken en verkopen. Het wordt voor velen steeds duidelijker dat die financiële economie veel te veel invloed heeft en te weinig spelregels. Alsof ze is gaan zweven, en niet langer de voeten op de grond heeft. Het zou goed zijn als we nu ook de volgende stap zetten, en eindelijk gaan inzien dat de reële economie niet los te koppelen is van de reële planeet. Die economie moet niet alleen de voeten op de grond krijgen, ze moet ook de voeten in de aarde zetten. Sommigen willen maar al te graag die band even ‘vergeten’, als dat zou kunnen, maar daarvoor dreigt een hoge prijs betaald te worden.
Zo is er een opiniestuk in de krant waar een geleerde professor het heeft over de “zes crisissen van onze tijd”. De teneur is zo’n beetje dat we jarenlang cosmetische maatregelen hebben genomen, waardoor we de crisis enkel maar vergroot hebben. En nu moeten we om onze economie te redden zeer drastische maatregelen nemen. Een van die structurele problemen is dat we ons niet zomaar uit de crisis kunnen ‘lenen’. Nog eens massaal overheidsmiddelen inzetten om banken te redden kan niet meer. Gewoon doorgaan met steeds maar opnieuw je schuldenplafond te verschuiven is misschien op korte termijn politiek verdedigbaar, op langere termijn is het niet zo’n goed idee. En burgers aanmoedigen om massaal consumentenkrediet te nemen om meer te gaan consumeren, ook dat geeft een vertekend beeld. Wat we groei noemen, is het eigenlijk al lang niet meer.
Interessant dus dat hier wordt gesproken over de kleren van de keizer. De keizer is al langer naakt, maar we willen het niet zien. Tegelijk opvallend dat er niets wordt gezegd over een rechtvaardigheidscrisis. Misschien hebben heel wat mensen kunnen profiteren van de globaal toegenomen welvaart, de tegenstellingen tussen rijk en arm zijn niet verminderd, integendeel. En zeker als je op wereldschaal ziet hoe de groeispurt van een minderheid er alleen maar is kunnen komen door een ‘annexatie’ van bodem, bodemrijkdommen en goedkope arbeid elders, dan zou die crisis ook wel eens mogen vermeld worden. De groeiadepten hebben altijd willen geloven dat door het stelselmatig vergroten van de economische koek iedereen naar boven zou kunnen getrokken worden. We zouden de armen rijker kunnen maken, zonder de rijken armer te moeten maken. Van die belofte is zo goed als niets in huis gekomen. Het groeipercentage dat nodig zou zijn om alle armen op deze wereld uit de armoede te trekken is zo immens dat dat alleen denkbaar is op een virtuele planeet, een planeet die je als een soort ballon eindeloos zou kunnen opblazen. Niet alleen bestaat die planeet niet, door de gulzige groei die we als ‘normaal’ beschouwen, maken we de planeet alleen maar kleiner, terwijl we meer mensen moeten voeden. Over die sociale crisis geen woord. En nog minder over de ecologische crisis. We ‘lenen’ op immense schaal van het milieu hier en in het Zuiden, en lenen zo vooral van onze kinderen en kleinkinderen. In een goed beheerde economie zouden we alleen leven van de rente, nu zijn we al jaren bezig het ecologisch kapitaal letterlijk op te souperen.
Een ander artikel, dit keer in een financieel-economische krant, is eigenlijk een stuk genuanceerder. Er wordt met zoveel woorden gezegd dat we ons misschien maar gewoon moeten voorbereiden op een einde van de welvaartsgroei, een ‘daling van onze levensstandaard’, ‘magere jaren’, en dat soort dingen. Het ziet ernaar uit dat de huidige jonge generaties het voor het eerst niet meer beter zullen hebben dan de vorige. Opnieuw is de maatschappelijke ontkenning van de structurele oorzaken, met name de schuldenopbouw, een centraal aandachtspunt.
In het artikel wordt dan uitgelegd dat het hele idee van een continue welvaartsgroei historisch nog maar erg jong is. Groei is zoals gezegd onder meer een instrument van conflictbeheersing. Als men uitgaat van herverdeling van de toegenomen welvaart, zonder echte herverdeling tussen rijk en arm, dan heb je groei nodig om je sociale stabiliteit te handhaven. Dat is de logica van ons huidig welvaartsmodel. Het is inderdaad gevaarlijk te denken dat gewoon groei nastreven, zonder te kijken of je fundamenten wel in orde zijn, alles wel zal oplossen. Dan bouw je als het ware een steeds groter huis op een moeras. Maar die redenering geldt in minstens zo sterke mate voor de manier waarop we met de ecologische draagkracht van de planeet omgaan. Nochtans is die dimensie bijna altijd de blinde vlek in de meeste economische beschouwingen. Onbegrijpelijk.
Gelukkig is er in dit artikel al meer aandacht voor de sociale dimensie. Er wordt vermeld dat in de industrielanden de voorbije decennia de ongelijkheid is toegenomen. De gangbare graadmeter voor het economisch succes, het BBP per capita, is – en dat wordt ook toegegeven – een gebrekkige graadmeter. Het BBP houdt immers geen rekening met de “roofbouw die we plegen op de toekomstige groei, bv. door excessieve schulden aan te gaan of door het milieu te vernietigen en onze grondstoffen uit te putten”. In het artikel wordt al voorzichtig toegegeven dat de ecologische degradatie wel degelijk voor welvaartsverlies kan zorgen. En ook dat schuiven we door naar de volgende generaties, die het dus met minder zullen moeten doen. In het artikel gelooft men niet dat er een voldoende maatschappelijk draagvlak bestaat om dan maar tot een grotere herverdeling tussen de generaties te komen en zo de zwaksten beter te beschermen. Impliceert dat dan dat alleen een keihard conflict tussen rijk en arm, in en tussen landen, het enige perspectief is?
Het groeigeloof heeft tot veel verblinding geleid en tot een gevaarlijk uit de weg gaan van de fundamentele vragen. Het idee dat je eindeloos zo kunnen doorgaan met een toename van materiële welvaart is aanlokkelijk, het is bijna een soort drugs. Je kunt alles voor je uit blijven schuiven. Het probleem is alleen dat hoe langer je wacht hoe moeilijker de oplossingen zullen zijn. En bovenal zal het zo zijn, nog veel meer dan nu, dat de meest kwetsbare mensen, hier en elders ter wereld het allergrootste slachtoffer zullen worden van een systeem waar zij het minst van hebben geprofiteerd.
De ecologische crisis uit die economische beschouwingen laten is schokkend onverantwoordelijk. Wie nu aandacht vraagt voor de dreigende klimaatchaos, de in elkaar stuikende biocapaciteit van de planeet, de slinkende grondstoffen, de groeiende watercrisis, die is geen doemdenker, integendeel. Wie blijft beweren dat we nu maar beter even niet over de ecologie moeten praten, en dat tot de economie ‘weer op dreef’ is, vergist zich, op een bijna misdadige manier. We kunnen de groei niet zomaar op gang lenen, niet door nog meer financiële schulden aan te gaan, maar ook niet door nog meer ecologische schulden op te bouwen. Beide strategieën vergroten op termijn enkel maar de sociale ongelijkheid.
Wie het aandurft vragen te stellen bij de heilige koe aller heilige koeien, de economische groei, wordt onmiddellijk zo goed als gestenigd. Toch is het hoog tijd dat dit debat grondig en tegelijk rustig gevoerd wordt. In ons huidig model stort het systeem zowat in elkaar als de groei helemaal stopt. De pijnlijke vaststelling is echter dat het systeem ook in elkaar zal storten als de economische groei zoals we die nu opvatten op forse wijze door zou gaan. De grote verdedigers van de groei blijven nog steeds herhalen dat het mogelijk is materiële welvaartsgroei los te koppelen van de milieu-impact. Er is echter geen enkel bewijs dat zo’n ontkoppeling mogelijk is. Ja, er is een beetje relatieve ontkoppeling. Maar er is zeker geen absolute ontkoppeling. En elke ecologische winst wordt onmiddellijk ‘opgegeten’ door de verdere toename van de groei. Een heilloze weg dus.
Je kunt wel blijven zeggen dat er groei moet zijn omdat er groei moet zijn, omdat we ons niet kunnen voorstellen dat er geen groei zou zijn. Je kunt jezelf met de moed der wanhoop blijven overtuigen dat je op een begrensde planeet onbegrensd kunt groeien. Dat is hetzelfde als met het oog op de afgrond in een razende auto tegen jezelf zeggen dat de enige weg vooruit is, omdat je je niet kunt indenken dat je niet met de auto zou rijden. De waarheid is dat je niet alleen met andere vervoermiddelen even goed kunt rijden, meer zelfs: je kunt ook een andere richting uit gaan. Het voordeel van die andere richting is dat je blijft bewegen, en dus niet in de afgrond stort.
Het zou goed zijn als we maatschappelijke plekken creëren, in de wetenschap, in de politiek, in het middenveld, waar er op een rustige en open manier kan worden nagedacht over de contouren van een maatschappelijk model waarin niet langer sterke groei in klassieke termen centraal staat. Erover nadenken wil dan ook zeggen de fundamentele vragen over sociale herverdeling binnen ecologische grenzen niet langer uit de weg gaan, niet alleen in eigen land, maar ook tussen Noord en Zuid. Het zou goed zijn als we eindelijk in die discussies de ecologie de plaats geven die ze verdient, namelijk die van de basis waarop alle rest gebouwd wordt. Als we er zo voor kunnen zorgen dat we het ecologisch kapitaal terug kunnen opbouwen, dan is dat de best mogelijke investering, en voor de economie, en voor de sociale bescherming.
Als we echter blind blijven doorhollen, dan zal inderdaad de volgende generatie de eerste zijn die het met een pak minder moet doen. Als we sommige politici of commentatoren moeten geloven, is dat blijkbaar onvermijdelijk. Ze verdedigen zelfs een afbouw van sociale bescherming van de meest kwetsbaren gekoppeld aan het vooral niet raken aan de privileges van wie nu al veel heeft. Die commentatoren die liefst zwijgen over de ecologische schuld die we opbouwen, verdedigen vaak een structurele aanpak die niet alleen ecologisch maar ook sociaal erg eenzijdig is. Er is echter wel degelijk een andere benadering mogelijk. Daarin krijgt de ecologische crisis eindelijk de zeer dringende aandacht die ze verdient en wordt er nagedacht over een maatschappelijk model dat een hoge en rechtvaardige kwaliteit van leven kan garanderen aan alle burgers, en dat ‘voorbij’ het klassieke en gevaarlijke groeidenken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten