21 augustus 2011

Opgedroogd



‘Ik droog je wel even af, kom maar.’
‘Dat voelt goed. Het lijkt zo iets van vroeger.’
‘Maar het is toch nu, zoals je merkt. Als je nu had gezegd dat je zou komen, dan had ik de deur al open kunnen houden. Zou toch zeker een verschil gemaakt hebben.’
‘Ja, tussen heel nat en heel erg nat.’
‘Ongetwijfeld.’
‘Ik krijg het al terug warm. Toen ik vertrok, nog voor de regen, had ik het zo koud. Ken je dat, dat je van binnenuit koud hebt? Het neemt je over, en je kunt er niets aan doen.’
‘En is het beter nu?’
‘Ja, hou me nog maar even vast, als je dat niet erg vindt.’
‘Nee hoor, helemaal niet.’
‘Dit is goed, het voelt veilig. Ik vind het toch een beetje stom, zie mij nu.’
‘Het is niet stom, het is dapper.’
‘Dapper? Ja, zal wel.’
‘Het is grappig, ik had net nog aan je gedacht. Je was in mijn droom vannacht. Dat weet ik nog. Maar wat er gebeurde, dat weet ik niet meer.’
‘Maar goed ook, misschien. Ik wou ineens weg, het ging niet meer, ik kon daar niet meer zijn.’
‘En wou je dan wel hier zijn?’
‘Ik weet het niet, ik denk het wel.’
‘Wat is er?’
‘Heb jij soms ook het gevoel dat je te veel weet?’
‘Te veel? Nee, niet echt.’
‘Soms is het alsof ik te veel zie. Ik vraag me af waar al die dingen vandaan komen die in mijn hoofd zitten. Ik had dat als kind al, dat ik me afvroeg hoe ik kon weten wat ik wist. Alsof er een oud stuk met mij geboren was. Dat klinkt nu zo zweverig, maar ik kan het niet anders uitleggen.’
‘Ik begrijp het wel. En het is niet zo moeilijk om dat bij jou te zien. Je hebt dat wel altijd gehad, alsof je tussen twee werelden beweegt.’
‘Dat is lief gezegd. Maar soms zie ik daardoor ook te veel. Ik kijk dan naar de anderen, en het is soms alsof ik zie wat ik al lang wist, al lang had moeten weten.’
‘En is dat ook zo, dat je sommige dingen al lang wist?’
‘Ja, eerlijk gezegd wel.’
‘Heb je het niet te warm nu?’
‘Nee, helemaal niet, laat dit nog maar wat duren. Zo ben ik even buiten de tijd, heel even.’
‘Ik was vanmorgen al heel vroeg wakker, en ik kon niet blijven liggen, mijn rug deed te veel pijn. Ik ben buiten gaan zitten, in die stoel daar. En ik heb gewoon gewacht, op de ochtend die kwam.’
‘En, wist je iets, toen je weer binnenkwam?’
‘Nee. Maar dat was ook niet wat ik verlangde.’
‘Wat dan wel?’
‘Op dat moment niets eigenlijk.’
‘Ik lag te woelen vannacht. Heb nauwelijks geslapen, denk ik.’
‘Ik moet nu ineens denken aan dat liedje. Met die mooie zin in. “I'm just an animal looking for a home and / share the same space for a minute or two”. Dat vind ik zo mooi.’
‘Denk je dat we ooit die plaats vinden?’
‘Misschien toch wel voor een minuut of twee.’
‘Misschien wel, en dat is toch al veel. Of niet?’
‘Ja. Zeker als het zoveel blijft regenen.’
‘En ik wilde vandaag nog wel in de tuin werken. In het kader van de goede voornemens.’
‘De tuin wacht wel.’
‘Zou dat zo zijn, denk je?’
‘Vandaag wel. En morgen ook nog wel.’
‘Maar daarna niet meer.’
‘Dat weet ik niet.’
‘En had jij nog plannen voor vandaag?’
‘Ja, ik ging brood bakken. Ook in het kader van de goede voornemens.’
‘Mag ik dan nog even blijven, en kijken naar hoe je dat doet?’
‘Ja hoor. Als je dat wilt. Het is voor straks, er is nog alle tijd.’
‘Soms wil ik gewoon kijken, en niets moeten zeggen of denken. En naar jouw handen kijk ik graag.’
‘Is dat zo? Je hebt me dat nog nooit gezegd.’
‘Nu wel dan.’
‘Ik word weer verlegen.’
‘Laat maar, het is niet nodig.’
‘Zal ik je wat droge kleren geven? Ze zullen wel wat te groot zijn, maar voor nu is dat niet zo erg misschien.’
‘Ja, dat is goed, doe maar.’
‘Je ziet er al wat beter uit.’
‘En helemaal opgewarmd.’

Geen opmerkingen: