Je zit te wachten in de rij aan de loketten. Tussen de hele wereld, zo lijkt het wel. Mensen komen identiteitskaarten afhalen, kaarten voor kinderen die mee op reis gaan, en allerlei andere documenten. Alle talen door elkaar hoor je. De man achter het loket voor je neemt zijn tijd om iedereen helemaal gerust te stellen. Het kleine meisje mag zelf haar kaart tekenen, hij legt het allemaal uit. Aan de Duitse mevrouw legt hij alles met evenveel zorg uit. Hij probeert het in het Duits, zij corrigeert hem de hele tijd. Verkeerde naamvallen. Dat was misschien een beetje te, denk je, maar die mevrouw lijkt zich van geen kwaad bewust. Grote trossen kinderwagens lijken hier permanent gelost te worden. Mensen lopen heen en weer, duwen hun kinderwagen, voorzien van baby en allerlei overlevingspakketten voor zeven dagen onbewoond eiland voor zich uit. Wanneer je aan de beurt bent hoor je de zwarte man met lange dreadlocks naast je aan de ambtenaar daar vragen of hij in deze stad geboren is, hij vermoedt namelijk van niet, en denkt dat hij dan zeker van Spaanse afkomst moet zijn. Nee, toch niet, antwoordt de ambtenaar, gewoon hier geboren. Maar wel met Schots bloed, naar het schijnt. Heerlijk toch. Je vraagt je af of afkomstig uit de Kempen ook als exotisch mag worden beschouwd. Waarschijnlijk niet.
Je lichaam lijkt met haken en ogen, en vooral het betere betonstaal aan elkaar te hangen. Die indruk heb je toch al een tijdje. Alles kraakt en is hard genoeg voor allerlei speciale toepassingen, zoals brooddeeg kneden en powertraining voor vingerspieren. Je ligt op de tafel, zoals elke week op deze dag en dit uur. De mevrouw gaat je spieren met een zekere gretigheid te lijf. Goed zo. Hoe komt het dat je altijd een beetje verlegen bent als je hier ligt? Niet om dat lijf. Wel als je iets moet vragen. Je hebt het al tien keer gerepeteerd op weg hier naartoe. Of ze even speciaal naar je nek zou kunnen kijken. Het begint daar een beetje uit de hand te lopen qua gewapend verzet. Ze trekt je hoofd in alle richtingen rond, maakt bewegingen terug mogelijk die tevoren als verloren werden beschouwd. Daarna op de fiets het lekkere gevoel dat nu gewoon alles pijn doet, evenredig verdeeld, overal een beetje. Laat het nu vooral wegstromen, even gelijkmatig, maar vooral weg, denk je nog.
Hoe je vroeger uren en uren bezig kon zijn met het samenstellen van de ultieme compilatiecassette. Eerst stapels platen klaar zetten, en dan eindeloos piekeren welke nummers er al dan niet op zouden komen, en in welke volgorde. Wachten tot de naald net ver genoeg was, en dan de pauzetoets van de cassetterecorder loslaten. Nu is de techniek verbeterd. Je schuift CD’s in je computer, maar de onrust is er niet minder op geworden. Welke nummers, welke volgorde. Nummers die je zelf heel goed vindt, maar waarvan je vermoedt dat zij ze daarom niet zomaar goed zal vinden. En toch denken dat dat of dat nummer even goed zou kunnen vallen. Ergens in het midden komt Waltzing For Dreamers. Je hebt altijd iets gehad met dat nummer. De voorzichtige en warme droefenis die er in zit. Je ziet die man en die vrouw de hele tijd voor je, in een wat vervallen zaaltje, waar het duister net genoeg aanwezig is om verdriet en verlangen net voldoende te maskeren. “And Miss, you don't know me, but can't we pretend / That we care for each other, till the band reach the end / One step for aching, and two steps for breaking / Waltzing's for dreamers and losers in love / One step for sighing and two steps for crying / Waltzing's for dreamers and losers in love”
Je staat voor de boekenkast te kijken. Ze wil graag een boek lenen. Wat zou je haar aanbevelen? Je tast voorzichtig langs de ruggen. Je vertelt waarom je dit of dat boek zo mooi vond. Ze kijkt je aan en zegt dat je blijkbaar wel iets hebt met de tragische liefde, als het over de keuze van boeken gaat. Je zegt dat je inderdaad wel iets hebt met de tragische liefde, als het over de keuze van boeken gaat.
De zee roept je. Het maakt je onrustig. Waarom weet je niet. Of misschien wel. De eerste stappen op het strand, op weg tot waar je het water aan kunt raken, zullen verlegen zijn, zoals altijd. Het zal even duren eer je weer zeker weet dat je bent thuisgekomen. Eens je daar bent, zal alles weer terugkomen. Alle verhalen van daar, die plek. Alle vragen die je zult voorleggen aan de zee, en de antwoorden die weer niet zullen komen, toch niet meteen, niet zoals je zou hopen, maar uiteindelijk dan telkens toch wel, net voor je weer zult vertrekken. Klein zul je zijn, daar aan de rand van het water, doorwaadbaar. Je huid zal geen weerstand bieden. En zo is het goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten