13 juni 2015

Etta

Ik zag haar voor het eerst in het postkantoor. Ik zat te wachten op het bankje, om een pakketje te laten verzenden. Voor een dierbare vriendin en haar man. Hij verjaart de dag na haar. A match made in heaven? Ik vind het altijd een beetje ingewikkeld om te weten wat je juist moet doen als je gewoon een pakketje hebt. Gokken op het expressloket, of een nummertje trekken voor de andere loketten. Een nummertje dus. Er waren nog 12 nummers voor mij, zo bleek. En toen zag ik dat er een mevrouw aan het expressloket zat, gewoon zomaar vrij. Ik ben het pakketje toch maar gaan afgeven, maar daarna kwam ik nog even terug naar het bankje, want daar had ik net kennisgemaakt met haar, met Etta dus. Zij moest een brief afgeven voor een vriend in een ander land, ergens ver weg, vermoed ik. Daarna zijn we buiten op een bankje gaan zitten, op het plein achter de hoek.

Binnen had ze me aangekeken, en toen had ze gezegd dat ik er een beetje bleek uit zag. Ik glimlachte, en zei dat het de tweede keer in enkele uren was dat ik dat hoorde. Ik legde haar uit dat wit mijn normale kleur is. En na vijf avonden met een vergadering, en ook nog eens de spanning die ochtend om mijn tickets voor het volgende cultuurseizoen te bestellen, kon het zijn dat dat wit was overgegaan in fluorescerend wit, een kleur die enkel bij mij voorkomt. Ze glimlachte, en zei dat ik wel openhartig was, zo voor in het postkantoor. Ze zei dat ze dat al zo lang eens had willen proberen, op dat bankje iemand aanspreken. Maar ze had het nooit gedurfd. Tot nu toe dus. In haar hoofd zou dat aanspreken leiden tot een heus verhaal.

Ze heette Etta. Wat ik stiekem hoopte, klopte ook. Het had te maken met Etta James. Woew! Dat zei ik. Woew, Etta James, wat een stem… Zo’n stem die mij binnen enkele minuten kan herleiden tot een weekdier, qua overgave. Ik wou haar nog vragen of zij ook over dergelijke capaciteiten beschikte, maar ik deed het maar niet. Ze vertelde me iets van haar verhaal.

‘Toen ik u zag, daarnet in het postkantoor zag, dacht ik iets als: zo kan het dus ook. Dat klinkt een beetje onnozel, en misschien een beetje onbeleefd. Maar het heeft iets met mijn vriend te maken. En mijn aanvoelen dat u zo niet bent. Heeft u de kranten al gelezen vandaag? Hij stond in de krant vandaag. Misschien heeft u ook dat artikel gelezen over Waterloo. Ze gaan daar die slag nog eens opvoeren. En hij is dus een van de re-enacters. Dat ze daar samen zo onnozel staan doen, tot daar toe. Maar die quote in de krant, die maakt me zo verdrietig, en boos tegelijk.’

Ik had inderdaad de krant gelezen, en mijn oog was ook op die quote gevallen. In het stuk legt een man uit waarom hij dat zo graag doet, als soldaat op de velden rond Waterloo rondlopen. “Ik heb gewoon heimwee naar een vervlogen tijd. Toen mannen nog echte mannen waren.” Ik had eens heel hard gezucht, toen ik die zin zag. Bleek dat dus de vriend van Etta te zijn.

‘Hij praat er tegen mij eigenlijk weinig over, over die hele toestand met die uniformen. En ik ben ook nog nooit gaan kijken. Ik dacht altijd dat dat iets van hem was. Ik wilde hem dat gunnen. Ik ga graag naar fadoconcerten, dat vindt hij dan weer niets. Maar ik dacht altijd dat dat op een of andere manier een soort evenwicht was. Ze zeggen dat altijd, in die artikels met relatieadvies, dat je de ander ruimte moet geven, en dat soort dingen. Maar nu is het ineens alsof er dus een diepere reden voor die, laten we zeggen, onnozele hobby is. Vooral die ondertoon. Dat er een tijd was toen het nog kon, nog mocht, toen mannen nog mannen mochten zijn. Nu mag het dus zogenaamd niet meer. Nu zijn mannen dus ontmand of zo, als ik hem moet geloven. Pfff.’

Ik kon eigenlijk alleen maar veelbetekenend glimlachen. Pfff inderdaad.

‘En weet u, het is alsof ik nu niet meer terug kan naar hem. Het kan niet meer. Misschien heb ik iets de hele tijd niet willen zien of weten. Misschien wou ik zelf te zeer geloven dat wij toch om een of andere reden een goed koppel waren. Een vriendin had het me al eens gezegd, dat ze vond dat hij niet echt bij me paste, dat ik veel beter kon krijgen. Ik vond dat altijd zo’n onbeleefde manier van spreken, dat veel beter kunnen krijgen. Ze had waarschijnlijk wel gelijk. Soms is dat zo, dat je eigenlijk diep vanbinnen weet dat je vriendinnen gelijk hebben, maar dat je dat niet wilt toegeven. En dan ga je bijna ruzie maken met hen, of loop je weg. En nu is het dus die stomme Napoleon die mijn ogen geopend heeft. Wiens Waterloo is het nu eigenlijk?’

We zwegen even, en keken naar die twee jongetjes die uitgelaten over het plein liepen, steeds net niet voorover vallend. Vol verbazing over hun eigen kracht, zich nog niet bewust van de zwaartekracht.

Even dacht ik: ik moet haar hand even vastnemen, of haar gewoon aanraken. Maar ik durfde niet, en het zou misschien ook ongepast geweest zijn. Het is soms zo ingewikkeld, je weet nooit goed wat je moet doen. En je bent soms zo bang dat je iets verkeerds zult doen.

Ik denk dat ze mijn verwarring had gemerkt. Ze keek me aan, en glimlachte. ‘Het is goed hoor. Ik voelde wat u wilde doen, en het is goed.’

Soms doet het goed, dat iemand dat kan, en doet. Zien wat je zou willen doen of zeggen. En het dan ook nog zeggen, en het je zo in zekere zin cadeau doen. Je maakt het zelden mee.

‘Stel je voor dat er geen postkantoren meer zouden zijn, dat zou toch onaanvaardbaar zijn? Ik ben blij dat ik u ontmoet heb. Ik ga nog een beetje ronddolen door de stad. En dan voelen wat er overblijft, als residu onder mijn huid. Ik weet niet of het nog goed zal komen tussen hem en mij. Ik vrees er een beetje voor.’

Ze streelde me even over mijn hand, en toen vertrok ze. Over het plein. Ik keek haar nog even na, tot ze verdween in de straat aan de andere kant. Ik stond op, en ging in de platenwinkel net achter me een CD van Etta James kopen.

Geen opmerkingen: