07 juni 2015

Ver genoeg

‘De trein rijdt ver genoeg, je zou zelfs kunnen slapen. Hier zo.’
‘Dat wil ik niet, ik wil niet slapen. Niet nu.’
‘Ik ben blij dat je erbij bent.’
‘Ja?’
‘Ja, natuurlijk. Ik wou je die plek al lang eens laten zien. Dat heb ik altijd gedacht, sinds ik je leerde kennen.’
‘Waarom zei je het dan niet eerder?’
‘Ik durfde niet goed. Ik wou wachten. En niet zonder reden, zoals bleek.’
‘Het spijt me dat de dingen zo zijn gegaan.’
‘Het is niet erg. Er was tijd nodig. Ik ben daar niet altijd goed in.’
‘Ik eigenlijk ook niet, maar het ging niet anders. Ik moest eerst iets met mezelf regelen, of zo. Nou ja, je weet het wel ondertussen.’
‘Je had het ook mogen zeggen. Maar ik begrijp dat dat niet ging.’
‘Nee, dat ging niet. Jij zou dat anders gedaan hebben, maar ik ben ik.’
‘Ben je soms ook bang dat er te weinig tijd zal zijn?’
‘Dat is een te moeilijke gedachte, denk ik. Of een te grote.’
‘Ik weet dat het een zinloze gedachte is, dat je net daardoor verliest wat je zou willen vasthouden. Maar het is er wel, af en toe, als ik eerlijk ben.’
‘Misschien wil ik daar niet aan denken. Het is eigenlijk voor mij moeilijker dan voor jou.’
‘Maar jij zult wel langer mooi blijven. Je was het al. En je zult blijven.’
‘Ik schrok, toen je me de eerste keer zei dat je me mooi vond. Pas nadien besefte ik dat ik bang was geweest van die woorden. Eens ze waren uitgesproken, konden ze niet meer verdwijnen. En ik eigenlijk ook niet.’
‘Je hebt nochtans geprobeerd. Nu vind ik het wel grappig.’
‘Ja? Dan is het goed.’
‘Ik kan niet goed uitleggen wat ik denk, maar soms is het alsof er in de wereld, hier, daar, verhalen zijn. En eens je die aanraakt, kun je niet anders dan op een of andere manier in dat verhaal komen. Ik bedoel het niet als een soort voorbestemming of zo, niets van die onzin. Al lijkt het er misschien wel een beetje op. Soms kom je iemand tegen, of komt er iemand op je weg, en dan weet je dat er een verhaal is, met die twee mensen.’
‘Als er een verhaal is, is er dan ook al een afloop bekend vooraf?’
‘Nee, dat denk ik niet. Eigenlijk begrijp ik zelf niet zo goed hoe het juist werkt. Het is iets als: de dingen moeten hun beloop hebben. Al klinkt dat te negatief.’
‘Ook al is er geen afloop bepaald, en ook al leidt het daarom niet tot grootse dingen, op een of andere manier moet je wel aanvaarden dat dat verhaal daar is. Misschien ben ik niet goed in aanvaarden.’
‘Ik had bijna gezegd dat je dat leert met het ouder worden, maar ik zal het niet doen.’
‘Ga je me straks alles vertellen, als we daar zijn? Ik wil het wel horen.’
‘Ja, ik zal mijn best doen. Je zult me misschien af en toe wat moeten helpen.’
‘Zal ik doen. Vandaag hebben we alle tijd. Vandaag alleszins wel. Het is een rustige gedachte.’
‘Het is alsof je er een beetje meer ontspannen uitziet dan anders. Of dan vroeger. Je leek soms zo gejaagd, ergens vanbinnen.’
‘Dat was ook wel zo.’
‘We moeten ook wel iets doen met de zonsondergang straks. Iets speciaals.’
‘Zoals?’
‘Elkaar geheimen vertellen. Dat lijkt me wel wat.’
‘Oei, zou ik dat wel aankunnen?’
‘Ik denk dat je niet meer terug kunt nu, haha.’
‘Ik denk dat ik dat wel een mooie gedachte vind. Stiekem. Maar niet verder vertellen.’
‘Ik zou niet durven.’
‘Misschien ga ik nu toch wel even doen alsof ik slaap.’

Geen opmerkingen: