27 juni 2015

Eelt

De jonge acteurs gooien zich in het theaterstuk met een honger die je ontroert. Het is ook hun examen. Je voelt de docenten achter je zitten glimmen. Tussendoor denk je soms aan hoe moeilijk ze het nog zullen hebben als ze dit de rest van hun leven willen doen. Goed dat ze dat nog niet weten. Mooi, dat ze het zo hard willen.

Je wilt nog wel enkele weken gaan werken, maar zou de kosmos er niet voor kunnen zorgen dat het lijkt alsof het vakantie is?

De langste dag is zomaar tussen je vingers weggeglipt.

Net als je een afspraak hebt, lijkt de trein zijn tijd te nemen. Je doet alsof je het niet merkt. (Je voelt dat je eigenlijk niet zoveel kunt hebben. Je rusteloosheid maakt je een beetje rusteloos.)

In de wachtkamer van de dokter. Als alles goed loopt, kun je nadien nog net in de winkel geraken. (De meneer die voor je binnen is, neemt precies wel heel erg zijn tijd. Officieel raakt dat je niet. Je leeft immers helemaal in het nu, zou toch moeten.) Het is al laat als je buitenkomt. Erg is het eigenlijk niet. Alleen die stortbui… En dat zompige geluid van je voeten in je sandalen.

Je vraagt het je al dagen af. Ben jij nu de enige mens die die reclames over dat apparaat om het eelt van je voeten te schuren een beetje ‘ik weet het toch niet eigenlijk’ vindt?

Heel vroeg ’s morgens stapels papier buiten dragen. Je had de voorbije dagen je best gedaan met opruimen. Nadien is het alsof je huis lichter voelt.

(Je spreekt altijd over je huis, zei iemand je ooit, terwijl het een appartement is. Je spreekt ook altijd over een plaat, wanneer het meestal een cd is. Wil dat iets zeggen?)

De jonge mensen met hun immense rugzakken stromen door de gang onder de perrons. Op weg naar het festival. De gretigheid waarmee ze in het leven bijten ontroert je. (Je bent tegelijk blij dat je ook dit jaar weer niet naar het festival gaat.)

Op de tafel bij je kinesiste. Haar handen zijn met je rug bezig. (Stiekem denk je: dit mag lang duren.) (Je voelt aan haar vingers dat je zelf afgevallen bent de voorbije weken. Ze is sneller bij je ribben.)

De jongen die op de radio wordt ondervraagd. Op het festivalterrein. Hij zou kunnen zeggen: het is wel jammer dat die groep die ik graag wilde zien er niet kan zijn, maar ja, dat was overmacht natuurlijk, iedereen kan zijn been breken. Niets van dat. Hij tatert erop los, alsof zijn fundamentele mensenrechten zijn geschaad. Dat hij het NOOIT van zijn leven nog eens wil meemaken wat hier gebeurd is, en nog meer van dat. Het zou goed zijn als iemand hem voorzichtig zou influisteren dat hij een beetje minder zelfingenomen zou mogen zijn, om het heel vriendelijk te formuleren. Zeker in het licht van het echte wereldleed. Of zoiets.

Je maakt foto’s tijdens het debat. De mevrouw met haar bedrijf met een abonnement op kinderkleren charmeert je. Hoe ze het vertelt. Verlegen en vastberaden tegelijk. (Nadien merk je dat wel veel foto’s van haar gemaakt hebt.)

Dat binnen enkele dagen je haar weer kort zal zijn, het maakt je nu al gelukkig.

Stiekem binnensmonds juichen als je ziet dat de nieuwe plaat van een van je muzikale helden al uit is. (Je neemt natuurlijk de XL-versie, met extra nummers.) Je moet gewoon de platenwinkel binnenkomen, je hoeft niets te zeggen. De plaat wordt netjes voor je op de toonbank gelegd.

(Als je dan eens op tijd gaat slapen, kraak je ’s morgens helemaal in al je voegen.)

De twee meisjes naast je in de trein hebben samen vier smartphones. Ze liggen netjes naast elkaar op het tafeltje, dat ze zo ook helemaal vullen. Ze zullen wel heel belangrijk zijn. Waarschijnlijk werken ze voor de CIA. (Of anders willen ze van hun liefje een bericht op twee telefoons tegelijk krijgen, om zo dubbel gelukkig te worden.)

Met de mannen rond de tafel. Een mooi gesprek.

(Soms hoor je het fluiten in je oren, soms niet.)

(Die ene droom van enkele dagen geleden blijft in je hoofd bewegen.)

Er zijn kleine purperen lavendelbloemetjes, merk je als weer thuis bent. In het huis dus. ’s Morgens waren ze er nog niet. Misschien komt iets toch nog goed.

Geen opmerkingen: