‘Gaat het een beetje?’
‘Ja hoor, het gaat wel. Ik heb het hele concert zitten wenen, vanaf het eerste stuk.’
‘Oei, dat had ik niet gezien.’
‘Het is iets met een zondag. Als ik dan weer een beetje uit het ritme van de week ben, en ik heb een goede nacht gehad, dan ben ik als een watje. Dan is de weg naar zoveel emoties erg doorwaadbaar.’
‘Ik voelde het ook, hoe die muziek stukken van jezelf kan raken, ergens diep vanbinnen.’
‘Het is alsof ik niet opgewassen ben tegen die muziek. Ik hoorde dat stuk misschien al honderdduizend keer, en elke keer is het weer raak.’
‘Op een of andere manier is dat stuk als een vertrouwde plek waar je telkens weer naartoe kunt gaan. Als een thuis die toch ook elke keer een beetje nieuw is.’
‘Hoe het komt, weet ik niet goed, maar bij dat stuk is het alsof ik telkens mee ga ademen met die bewegingen en variaties.’
‘Misschien zeker met dit instrument. Is ook adem.’
‘Ja, wat een mooie gedachte. Ik besefte het nog niet.’
‘Kijk, de kleuren van de herfst. Ze zijn mooi.’
‘Ze nemen hun tijd. Of kun je dat niet zeggen van kleuren? Ik weet eigenlijk zelf niet wat die zin zou willen zeggen.’
‘Ik begrijp het wel, denk ik. En toch. Sommige bladeren zijn ook felrood. Heel diepe kleuren.’
‘Fel, en toch ook ingetogen. Ze hebben aan zichzelf genoeg. Heeft iets met leeftijd te maken, denk ik.’
‘Denk je dat? Ben jij ook zo dan?’
‘Dat weet ik niet. Ik zou het wel willen zijn. Misschien ben jij het wel?’
‘Als het zo lijkt, is het toch niet helemaal juist, denk ik. Er is toch ook nog wel rusteloosheid.’
‘Die kan ik soms ook wel zien.’
‘Je zei iets over ademen. Met zo’n muziek voel je wel hoe die een plek zoekt in je lichaam, en daarvoor door je rusteloosheid heen moet. Soms ben je erg moe of gespannen als je naar een concert gaat. En bij het begin is het dan of er een soort gevecht is in je lichaam. Tot de muziek samenvalt met je adem.’
‘Ja, zo is het helemaal.’
‘Ik voelde het bij jou ook wel, hoe de muziek je overnam. Het is mooi om te zien, hoe dat telkens weer gebeurt bij jou.’
‘Ja? Maakt me eigenlijk wel een beetje verlegen.’
‘Dat hoeft niet.’
‘Ik was blij dat jij erbij was. Het klopte helemaal.’
‘Ja.’
‘Die kleuren doen me denken aan een wandeling die we ooit maakten. Het is bijna alsof ik nog kan ruiken hoe het toen rook.’
‘Was misschien wel gewoon dezelfde geur als nu. Zou dat niet kunnen, slimmerik?’
‘Dat zou kunnen, maar voor het verhaal is het toch beter dat ik me nu herinner hoe het toen was?’
‘Vooruit dan.’
‘Het was toen al dichter bij de winter, denk ik.’
‘Weet je nog waar het was?’
‘Ja, en ook wat je zei toen.’
‘Dat is ook wel goed voor het verhaal.’
‘Wat zouden we zijn zonder verhalen?’
‘Jij niet veel alleszins.’
‘Als we langs hier gaan kunnen we nog even naar de tuin gaan kijken.’
‘Ja, dat is goed. Ik wil nog niet naar binnen.’
‘Ik heb altijd gevonden dat herfst een seizoen van moed is. Ook van melancholie. Maar ook van moed. Je geeft iets uit handen, en je kunt alleen maar hopen dat het er aan de andere kant van de winter weer uit zal komen. Onherroepelijk anders, en onveranderd tegelijk.’
‘Vind je dat moeilijk, dat vertrouwen dat daar voor nodig is?’
‘Ja, dat vind ik moeilijk. Heeft ook iets van achtergelaten worden.’
‘Zal dat verhaal jou ooit verlaten?’
‘Dat weet ik niet, echt niet.’
‘Er zijn gelukkig nog veel andere verhalen.’
‘Zoals de verhalen die we zelf gemaakt hebben.’
1 opmerking:
.
De mooiste moed
is weemoed, volgens mij.
Ik merk Sunflower-Tricky op je Blog.
En klik haar aan.
Terug de tijd in. Zou ze nog leven?
Een reactie posten