De man op het bankje daar. Met zijn accordeon. Hoe hij beweegt. Alsof je de muziek kunt zien.
Kijken door waterige ogen.
De vrouw aan de tafel, terwijl je vertelt. Nooit goed weten hoe lang je mag kijken.
De man met zijn rollator, hij probeert het kruispunt dwars over te steken.
De kleuren van de herfst, in de grote tuin.
De paspoppen die een verwachting uitstralen, in de etalage.
De vrouw in die reeks op de televisie.
De man met de vrachtwagen. Hij komt de folders leveren. Zijn gezicht vertrokken van de pijn in zijn rug. Hoe hij toch probeert te lachen.
De mensen op het andere perron.
De mevrouw in de trein die jou blijft aankijken. Mag je terugkijken?
De man die in de wachtruimte staat te roepen tegen alle gekleurde mensen. Dat ze terug moeten gaan naar waar ze thuishoren, volgens hem dan toch.
De mevrouw in de etalage. Ze probeert haar fluorescerend gele niemendalletje aan te trekken. Dat kopje koffie bij het raam. De werkdag begint.
De mensen in de tuin aan de overkant.
De foto die je gaat opzoeken.
De oude man in de spiegel.
Mensen in je dromen.
Een verhaal van een papa.
De vrouw die staat te vertellen. Vanuit verschillende hoeken.
Kunstwerken aan de muur. Achterkanten van mensen. Licht. Wat zou je graag een beter fototoestel hebben.
Of het wel goed gaat met haar, wil je weten.
De minister in de krant, tijdens het ontbijt. Er is toch iets niet in orde met haar haar. Of zo.
De vrouw die je tegenkomt, op weg naar. Hoe lang het alweer geleden is. Hoe fijn het is, de glimlach van herkenning.
Kijk, ze heeft haar haar anders.
De vrouw die haar kind zit te voeden in de trein.
Gezichten van dichte drommen mensen die in de tunnel onder de sporen de andere richting uit gaan.
De foto van de moeder van. Je schrikt even.
Iemand die langs je heen wandelt. Je kunt goed kijken.
De mooie mevrouw in het rood. Gezien vanuit de metro. Je blijft kijken terwijl ze traag voorbij loopt.
De zwarte mevrouw die je eerst laat uitstappen uit de metro. Ze lacht mooi.
De witte mevrouw die je laat passeren op het te smalle voetpad. Ze kijkt naar beneden, alsof je er niet bent.
Mensen waar je naartoe kunt gaan in je hoofd.
Het kleine jongetje met de smartphone. Hij loopt langs de drukte.
Schaduwen van mensen die van hun fiets stappen. Aan het silhouet zie je wie ze zijn.
Een minister in het journaal. Het beschikken over enige vorm van schaamte zou haar sieren.
De kamer die op je wacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten