Moeilijk om te vertellen.
Eerst en vooral, en eigenlijk alleen, omdat het je verdriet doet dat zij dat alles moet ondergaan. Die dierbare vriendin die dus ook haar weg zal moeten zoeken doorheen die kloteziekte. De operatie is achter de rug, nu is dus de behandeling begonnen.
En het is moeilijk, en het maakt je zo opstandig. Zoals al die andere keren. En het is op een bepaalde manier ook ‘gewoon’. Er zijn er velen. Zoveel mensen.
Je zou het zo graag willen, dat het hun allemaal bespaard zou blijven. Je zou het zo graag willen, dat het soms pijn doet.
En enkele dagen geleden was het haar eerste chemobeurt.
En jij ging met haar mee. Dat had je beloofd. Het was als een grote eer, dat ze je vroeg om mee te gaan.
Het verliep goed. Als je dat zo kunt zeggen.
En tussen alle moeilijke gedachten door dacht je: ik ben blij voor haar dat deze omgeving zo open en rustig en vol licht is.
En je was blij voor de verpleegsters, dat ze in zo’n omgeving kunnen werken. De ziekte is op zich al erg genoeg. Het moet ook voor hen vaak niet gemakkelijk zijn.
Iedereen was vriendelijk en voorkomend.
Zoveel mensen waren er ook. Maar op zo’n manier dat het leek alsof iedereen een eigen plekje had.
Het was alsof er veel leven was.
En je keek naar haar, en je bewonderde haar voor hoe ze alles doet.
Het was een rustige namiddag, met fijne gesprekken. En tegelijk de geluiden van de apparaten. En het belletje als er weer een zakje leeg was. En de verpleegster die weer kwam, en alles verder uitlegde. En de dokter die kwam, en nog meer uitlegde. En nog meer papieren, en voorschriftjes.
Er was iets ‘gewoon’, op een of andere manier. Je wist niet wat dat was, maar je dacht: dit is misschien wel goed, op een of andere manier. Het was alsof er veel leven was. En leven is wel een goed antwoord.
De uren gingen rustig voorbij. En je dacht aan de dagen en weken die nog zullen komen voor haar.
En toen je weer thuis was, daalde er een zwaarte over je heen. Met terugwerkende kracht. En toch ook een lichte zwaarte.
Eigenlijk was je toch een heel klein beetje zenuwachtig geweest, vooraf. Een beetje bang.
Het zou de eerste keer zijn, sinds 1999-2000 dat je nog eens aan die kant van het ziekenhuis zou komen. Daar waar je toen zelf kwam, om het gif in je arm te laten druppelen.
En je was een heel klein beetje bang, dat er misschien een soort paniek van toen voor je ogen zou komen, waardoor je niet zou kunnen doen wat je wilde doen, er gewoon zijn voor haar.
En je dacht: als ik gewoon rustig mijn adem volg, dan stroomt die paniek wel gewoon voorbij.
En tussen alle moeilijke gedachten door dacht je: ik ben blij voor haar dat deze omgeving zo open en rustig en vol licht is. Zo helemaal niet meer zoals het was toen jij er was. Toen leek alles klein, en druk, vol lawaai. Donker. Misschien ook niet zo fijn voor de verpleegsters en verplegers en dokters. Iedereen dicht op elkaar. (Waardoor er misschien wel minder ruimte was voor veel leven, of zoiets.)
En al wat je dacht, het bleef aan deze kant van de woorden.
Rechtop stapte ze naar buiten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten