Wat zou er kunnen zijn. In een moment. Net voor je vertrekt.
Misschien zou je iets uit handen willen geven. Bijna jezelf. Aan het verglijden in een zondag. Vallen durf je niet. Daarvoor ben je niet dapper genoeg. Maar glijden, zachtjes glijden. Dat zou mogen.
Het is stil buiten. Misschien is het koud buiten. Als je zou blijven, zou je het niet hoeven te weten. Of het zo is.
Binnen is er alleen maar Bach. Een partita voor viool solo.
Je huid kantelt tussen de vermoeidheid van een week en wat de slaap begon te helen. Ergens op dat punt, waar evenwichten kunnen verschuiven, naderen de klanken van een partita. Straks volgt de Ciaconna. Je bent nooit bestand tegen de Ciaconna.
De melancholie zal straks wel komen. In het ritme van de trein. Je zult een plekje zoeken waar het warm lijkt. Je zult je terugtrekken in een boek.
Het beeld op dat boek.
De dingen in het huis. Je hebt al wat opgeruimd. De boodschappen hebben hun bestemming gevonden. Opruimen is het thuiskomen voorbereiden.
Straks ga je naar het feest. En daarna naar de voorstelling.
Het is iets met mannen. Dat wat je zult zien op het podium.
Het is iets van jullie verhaal. Zij die je uitnodigde om te gaan kijken. Jullie gaan al lang terug. En het verhaal beweegt verder. Het is iets met bewegen. Het is iets met woorden. En het is goed.
Het is iets met mannen. Het beweegt ook in je hoofd. Waar de woorden zijn, onder meer.
En dat je zou willen dat de verhalen traag in en uit jezelf zouden kunnen schuiven. Als het water van de zee. Als dat zou kunnen.
Misschien zul je heel even bang worden. Omdat je bijna weer stil was, en je het geluid moet opzoeken.
Iemand in je zegt dat het gewoon zal bewegen, dat het komt en gaat.
Je las ook iets over rouwen, en wat je ermee zou moeten doen. Soms denk je dat je het al een beetje doet.
En je las iets over aanraken.
Daarvoor heb je de woorden nog niet.
De kleuren van de herfst. Het zou ook mooi geweest zijn. Om alleen maar de kleuren te zoeken. En ze te lenen aan je foto’s.
Zoveel had gekund, en je zou zo weinig willen.
Hoe je dat woord willen gebruikte in een verhaal. Het was de eerste keer. Trouwens.
Zul je iets trager stappen door de stad?
Alle seizoenen zijn er. In de Ciaconna. En toch. Soms is het alsof het moeilijk is voor hen om zich op te richten. Misschien hoor je dat, als je luistert in de herfst.
De snaren in je buik kunnen meetrillen. In de herfst.
En de trage glimlach.
Als iemand bij je was, je zou alles vertellen.
Het vertrek komt dichterbij.
En het is goed. En toch. Die kleine onrust die je voelt, ergens onder een huid. Zou je toch niet kunnen blijven? Zou je toch niet kunnen verdwijnen?
Nadien zal alles goed zijn, maar net voor, dan is het anders. Soms.
Je bent bijna klaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten