20 februari 2016

Gewaarwordingen

Een lijf dat in een vermoeidheid wordt gezogen, zo lijkt het. Of is het iets anders? Iets dat uitgesteld is.

Je stem heeft zich ergens diep teruggetrokken. Je observeert je stem.

De grote afwas van de dag daarvoor. Je raakt de dingen traag aan. Het huis vindt zichzelf weer terug, bijna.

Een stem. Iets beweegt.

Bang om in een slaap te vallen, als door een gat.

Weerstand. Tijdens die vergadering. Je lichaam wil hier niet zijn. Je loopt binnen en buiten, gaat dingen halen. Je bent ook alleen maar waarnemer.

Hoog in het auditorium. De hoek van je benen. De kramp in je rug, en meer. De kramp.

Naar huis lopen door de nacht. Is het de nachtwacht of de wachtnacht? Af en toe beweegt er iets in je schouders. Niet genoeg.

Dingen kraken.

Nachtafleveringen. Nachtepisodes. Droometappes. Een lichaam dat zichzelf optrekt, en nog niet loslaat.

Handen doen iets met je rug, en je nek. Je zou iets willen vragen. Je durft het niet.

Herbeleven. Weerstand, weer.

Je buik heeft iets beslist, denk je, stel je vast. Het is niet helemaal duidelijk of je denken langs je buik gaat. Misschien denkt je buik, en kun je dat in je hoofd enkel vaststellen.

Iets kantelt ineens. Je lacht. Je adem lacht.

Het is niet helemaal duidelijk waar je vraag landt. Je voelt het.

Je huid weet niet welke woorden komen, uit je handen.

Aarzelend zitten. Die woorden kloppen niet helemaal, maar iets in die aard. Je voelt het in je benen.

De woorden rollen uit je vingers, je weet niet waar ze vandaan komen. Misschien uit de lucht, en de zon die er heel even was, en toen weer vertrok. Je volgt de woorden, leest het verhaal terwijl het zich aandient.

Zenuwachtig.

Ze heeft gelijk. Je hebt al vaak aan die knoppen gedraaid. En dan draai je jezelf. Het is zo. Je zou het zelf nooit gemerkt hebben.

Iets over dat kraken. Je weet het niet.

Die ene vraag verandert iets. Iets met je adem. En de woorden die je toelaat.

Nachthapering.

Je onderbeen wordt niet warm.

Zou het anders zijn als je het aan de woorden gaf? Je probeert.

Verdriet bezoekt je. Als een trage gast.

Het aarzelmoment, voor je aan die tekst zult beginnen. Je lichaam probeert hier niet te zijn.

Later zoek je de plek onder het dekentje. Je handen trillen.

Op weg. Je fiets ontwijkt de diepe putten in het wegdek.

Wil je hier wel zijn? Je hoofd zegt aan de rest van je lichaam dat het beter is niet na te denken over hoe lang het zal duren.

Je vertelt. Buiten in de koude. Je rilt.

Het is niet anders. De eerste en de laatste gedachte. Telkens weer. Je hoeft ze niet te denken, ze laat zich denken. Daar ergens in je lichaam.

Je buik blijft trouw aan de genomen buikbeslissing. Je observeert.

De ene lamp boven de spiegel doet het ineens niet meer. Je kunt niet zien, alleen voelen, hoe mager je bent.

In de trein. Het is alsof anderen, en vooral hun geluiden, niet te dicht bij je mogen komen.

Beelden bewegen, ergens tussen jou en je boek in.

Op weg naar huis. De druppels vallen, hevig. Net iets lager dan waar de rand van je jas is begint je broek nat te worden. (Doet je ineens denken aan de klieders die toch altijd over je rug schuiven na de echo van je buik. Ineens is je lichaam daar, waar het zal zijn binnen anderhalve week. Je lichaam weet nu nog niet wat het dan zal voelen. Het tast af.)

Weer thuis. Je ruimt een beetje op, begint eten te maken. Het is goed de dingen te voelen.

Ineens is er weer het kleine krakje van de mooie waterkan. Bijna had je het haar gemeld.

Stukken van jezelf, ze kraken.

Je hebt genoeg woorden gezegd voor vandaag, zeggen je handen. Je mag ze alleen nog denken, en dan nog.

Geen opmerkingen: