Ergens diep in een nacht. Je wilt niet naar de klok kijken, wilt niet weten hoe laat het is. Wakker geworden in een halve slaap, halve droom. Zoals je verwacht had. (Zoals dat dan gaat, in zo’n geval. In afleveringen.)
Je lichaam is rusteloos. (Na een vergadering die niet helemaal goed liep die avond.) Je loopt door het huis. Het is warm. Eigenlijk zou je het willen, helemaal koud worden nu, om daarna weer op te warmen. (Maar in je blootje op de stenen vloer gaan liggen, je doet het toch maar niet.)
Dan maar in die toestand op de rand van het bed gaan zitten. Je leest in het tijdschrift. Het duurt even eer je hoofd de letters kan vasthouden.
Een interview met de bekende schrijfster. Ze vertelt over haar borstkanker.
(Elk kankerverhaal is een beetje gelijk en een beetje anders, waarschijnlijk.) En dan is er dat stukje waar je een beetje van schrikt. De conclusie van haar verhaal is blijkbaar dat ze het gevoel heeft dat mensen niet echt betrokken zijn, dat we allemaal eilanden zijn. Het maakt je triest voor haar, dat het voor haar zo is.
Af en toe denk je dat ook wel eens, maar als je aan je eigen kanker denk – gezellig toch, je eigen kanker – dan was het eigenlijk niet zo. (Je hoorde al best veel verhalen van mensen die door die kloteziekte in eenzaamheid terechtkwamen. Misschien heb jij gewoon geluk gehad. En je kent zoveel verhalen, te veel, van dierbare mensen die van de ziekte geen kans kregen of die zwaar gehavend achterbleven. Misschien heb jij gewoon geluk gehad. Waarom jij wel?)
In die warme nacht denk je weer aan toen, en aan de andere mensen. (Misschien heb je op dit moment, nu je je verloren en ontheemd voelt, in die nacht, behoefte aan je verbonden voelen, al is het al maar in je hoofd.)
Het was een schok, te merken wat jouw ziekte met andere mensen deed. Je was er niet op voorbereid. Je voelde je schuldig en beschaamd, om het verdriet dat je anderen deed. En het bracht je helemaal in de war, dat er zoveel mensen waren. Natuurlijk waren er ook mensen die raar reageerden, of gewoon onhandig.
Misschien doet de tijd je anders kijken naar de dingen, maar in je hoofd zie je vooral die heel bijzondere mensen die wel betrokken waren, die dicht bij je bleven in die dagen. Ze hebben je bij het leven gehouden, je dankt jouw leven aan hen. Je dankbaarheid kan alleen maar eeuwig zijn, en maakt je nederig.
En terwijl je daar zit, denk je: als ze hier zouden zijn nu, zou ik hun zeggen, gewoon, hoeveel het voor me betekent. Gewoon om het nog eens te kunnen zeggen, om die woorden te horen, in die nacht. En zien hoe ze traag blijven hangen, in de kamer, die woorden.
Je lichaam lijkt toch een beetje af te koelen. Er is minder storm in je hoofd.
Er is iemand die je nu zou willen kunnen bellen. Om haar een verhaal te vertellen. Of eigenlijk alleen om haar iets te zeggen. Iets dat anders zomaar in de kosmos verloren zou kunnen gaan. (Je zou het niet durven, waarschijnlijk. Het zou misschien anders klinken dan je het bedoelt.)
Het blijft door je hoofd gaan, de ochtend na die korte nacht. Dat je zorgzaam moet zijn vandaag. Dat je moet koesteren wat je verbindt met anderen. (Je observeert jezelf, keer op keer opnieuw, en je begrijpt stilaan wat de dingen zijn die je kwaad of ontredderd maken.) Bij elke gelegenheid die zich voordoet vandaag, denk je, zul je de dingen zeggen die anders onuitgesproken zouden blijven, die anders te woordachtig zouden klinken. Maar die woorden die die nacht in je kamer hingen, ze hebben je overtuigd, dat je altijd, telkens opnieuw, alleen maar een laatste kans hebt.
Je zou zomaar uit elkaar kunnen vallen, in de brokstukken die je bent. En het zou ook niet kunnen gebeuren. Dat besef. En niet helemaal zeker weten wat je daarmee moet doen.
Je denkt nog aan de vrouw in het interview. Je ziet haar foto terwijl je staat aan te schuiven in de krantenwinkel. (Misschien verlang jij naar zachtere woorden, denk je.)
En je denkt aan de stroom, weer.
En je denkt aan de woorden in dat verhaal dat je wilde vertellen.
En je denkt aan alles waarin je faalt.
En je denkt aan het stukje dat rustig blijft.
En zo volgt de dag zichzelf, zoals de dingen gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten