11 september 2016

Huidlagen

Misschien werkt het als aardlagen, maar dan in je huid. Dingen die zich afzetten, als sediment.

Wat je leert, wat je ziet, het legt zich neer. In je huid. Laag na laag.

En de tijd. Het vraagt tijd. (Bij jou vraagt het altijd veel tijd, de dingen die zich neerleggen. Je kunt alleen het ritme volgen dat de tijd je oplegt, het is niet anders.)

Je kunt het niet versnellen, denk je.

De mensen in je leven. De mensen waar je van houdt. Ze worden, ze zijn. Lagen in je huid.

En misschien lijkt je huid een beetje op de zee. Je kunt nooit helemaal weten waar de golf ophoudt en het andere water begint. Ze zijn elkaar.

Zo heeft verdriet veel tijd nodig. Anderen geven je goede raad, en terecht waarschijnlijk. En je denkt: ik kan alleen wachten op hoe de lagen zich leggen. In elkaar. Tot ze elkaar zijn.

(Je hoort de muziek, de bezwerende muziek. Je denkt aan iemand. Binnenkort komt er meer muziek.)

De dingen moeten ook door je heen sijpelen. Zoals water uit de lucht er lang over doet om diepe lagen te bereiken, denk je.

Soms zie je het, ’s nachts. Zie je je lichaam, zie je dat water, zie je de dwarsdoorsnede.

Misschien leer je dat, met het ouder worden. Om te kijken. Naar de lagen. Om verandering te begrijpen als dat proces. (Net het andere van ‘ik ga alles veranderen vanaf vandaag’.)

Je hebt het leren aanvaarden, dat wat je ziet, ’s nachts. Denk je toch.

Soms voel je handen op je huid ’s nachts, het zijn herinneringen. Het zijn de lagen.

Je kijkt naar je handen. (Iemand zei je dat je dat vaak doet.) En je ziet de wind, de wind in de tijd. (Iemand zou kunnen zeggen dat het lijkt alsof je handen weinig wind hebben gezien, maar dat is niet waar.)

Soms doet je huid pijn. Vaak, eigenlijk. Niet overal, natuurlijk.

Soms vraagt je huid iets. (Zoals vorige week nog, eigenlijk.)

En je kijkt naar de handen van anderen. (Ooit ben je daarmee begonnen, en dat was een goed idee.)
En het is alsof je alles ziet. Of toch veel.

Wijsheid en verlangen, ze zijn er allebei. Daar.

(In die ene droom wist je hoe het was.)

Je kunt het zien, voor je. Als iemand het zou vragen, zou je het bijna kunnen vertellen.

Zonder weg te zijn kun je toch verdwalen, en terugkeren. Dat geloof je.

Of misschien zou je moeten zeggen: kijk mee door mijn ogen.

(De huid die je ziet op de foto, je blijft kijken.)

De pijn huist in die lagen, is ermee gaan vervloeien.

Het weten wordt zwaarder en lichter tegelijk, je zou het niet uit kunnen leggen, misschien.

(De muziek kan ook in je huid trekken. Na een tijd kun je de muziek aanraken, in je huid.)

(’s Nachts, diezelfde nacht, kun je denken aan de muziek, kun je de muziek aanraken.)

(Soms zijn er bewegingen in de aardlagen. Familie van aardbevingen. En het is de muziek die de rust kan laten weerkeren. Als adem.)

Je hoorde een verhaal, en je was blij. Je had je niet vergist.

En straks ga je traag in de nacht liggen.

Geen opmerkingen: