‘Dat was een bijzonder cadeau. Onverwacht. Ik ben nog verlegen.’
‘Waarom? Moet toch helemaal niet? We kennen elkaar toch?’
‘Ja, dat is waar.’
‘Wat is er dan?’
‘Misschien omdat het me zo goed deed. En dat dat me bang maakt.’
‘Nog altijd?’
‘Ja, nog altijd.’
‘Kijk eens naar me. Kijk. Het is goed.’
‘Ben jij soms ook bang dat je zult openscheuren of zo? Zo helemaal. En dat er dan alleen stukken overblijven?’
‘Nee, eigenlijk niet. Meestal toch niet.’
‘Soms denk ik dat. Dat het zou kunnen gebeuren.’
‘Wel een beetje onpraktisch natuurlijk, als het zou gebeuren.’
‘Ja, misschien wel. Het is raar, sommige dingen worden ingewikkelder met het ouder worden. Alsof je meer te verliezen hebt. Als je weet waar het pijn doet.’
‘Terwijl het misschien net omgekeerd is.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Je kunt rustiger zijn, omdat je minder tijd hebt.’
‘Ongetwijfeld. Ondertussen ben ik gewoon even aan het kijken. Dit vond ik altijd wel mooi?’
‘Dit?’
‘Ja. Al kan ik niet uitleggen waarom.’
‘Nee?’
‘Misschien niet nu. Ooit nog wel eens. Als we oud zijn.’
‘Eigenlijk ben je wel dapper.’
‘Geen commentaar.’
‘Ik vroeg me vanmorgen nog af, op weg naar hier, welk cadeau ik graag zou willen.’
‘En? Wat was het?’
‘Het is onnozel, waarschijnlijk, maar het was samen met jou een lange treinreis maken. En de hele tijd niets zeggen, alleen maar lezen, zo naast elkaar.’
‘Is dat even spannend als dit?’
‘Ja.’
‘Waarom?’
‘Het is ook moeilijk om mezelf ervan te overtuigen dat ik er recht op heb, of zoiets. En ik denk dat ik het niet kan, onbezonnen.’
‘En het moet ook lang duren, veronderstel ik?’
‘Ja, anders is het maar doen alsof. Je moet in een bepaald ritme komen. Met het landschap aan de andere kant van het glas, en met je adem, en de beweging. En dan kun je je een beetje uit handen geven.’
‘Is dat dan ook moeilijk?’
‘Wat dacht je?’
‘Dat je dat zegt, is een soort troost voor mij. Alsof het de dingen wat verdeelt, tussen ons.’
‘Met jou wil ik dat graag nog eens doen. Jij kent me. Je zult me niets vragen, gewoon naast me zitten. Het zou veilig zijn, of zo.’
‘Dankjewel voor die mooie gedachte.’
‘Maar nu zijn we nog altijd hier.’
‘Zonder scheuren.’
‘Je ogen zijn anders nu. Rustiger. Alsof je helemaal hier bent.’
‘Dat is ook zo.’
‘Zo eenvoudig is het dus. Uiteindelijk.’
‘Dat is nog een moeilijke gedachte. Dat is voor ooit.’
‘En dit vind ik mooi.’
‘Waarom?’
‘Het is de grens tussen heel sterk en heel breekbaar.’
‘Daar moet ik nog eens over nadenken.’
‘Niet doen. Nadenken. Niet vandaag.’
‘Niet vandaag.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten