Verlangen is een ingewikkeld woord. Traag verlangen ook, waarschijnlijk.
Je moest er nog aan denken, na dat debat, met die vraag over hoe je ermee omgaat. Met het verlangen naar ver. Naar andere planeten of zo. Ingewikkelde vraag. En ook beetje ingewikkeld hoe de vraag werd gepresenteerd. De optie ‘omgaan met het verlangen’ werd voorgesteld als een soort sublimeren of verdringen. Terwijl het je net een mooie gedachte leek. Net niet dat verlangen vertalen in allerlei dingen die zouden georganiseerd worden, maar alleen het verlangen zelf overhouden, en dat gewoon een plaats geven, in de echte wereld, niet in een pretpark. Naakt eigenlijk, en kwetsbaar. (Het was waarschijnlijk zo niet bedoeld of zo, maar zo kwam het in je hoofd.) Je kunt hier blijven, en dromen van iets dat groot is. Je kunt er verhalen over maken, je kunt de dromen aanraken, je kunt dingen leren zien die hier al zijn, maar die je nooit eerder opmerkte. Je kunt iets doen met aandacht. En af en toe kun je weggaan, een beetje ver, of meer ver, en weer terugkomen. In je hoofd dacht je iets als: traag verlangen is meer de weg ervaren, meer de afstand waarderen. Dat soort dingen. Het leek allemaal mooi. (Iemand zou waarschijnlijk zeggen dat het wel sublimeren is. Iemand anders zou iets heel anders zeggen.) Trager is misschien anders spannend. Alsof je zo de droom in je hoofd minder uitput. (Al weet je niet goed wat die gedachte zou willen zeggen.)
Je komt uit de bank, iemand loopt voor je. Er is een parfum. En ineens denk je aan iemand van jaren geleden. Je weet bijna zeker dat zij dat parfum ook had. Het was wel ruim vijfentwintig jaar geleden. Kan dat eigenlijk? Of hebben herinneringen en toevallige gedachten zich zomaar vermengd? Daarna kijk je in je hoofd naar beelden, en zie je de geuren die erbij horen. (Zo lijkt het toch.) Je ziet in je hoofd dingen die je zou vragen.
Je komt de kamer binnen, en ziet ineens de planten, in het licht, en die kleuren. Het is alsof je een schok krijgt. Alsof je iets van het leven ziet dat daar zomaar is. Misschien mag het er wel zijn. Misschien wil het hier zijn, bij jou. (Dat is een moeilijke gedachte.) Dat wat je ziet, het lijkt ja te zeggen. Dat het mag. Dat er iets aan het veranderen is. Dat je iets achter je gelaten hebt. En dat het zomaar zou mogen.
Je wandelt rond in een droom. In de droom ben je met veel mensen, waarvan je er enkele kent, in een groot huis. Het huis lijkt steeds groter te worden, terwijl je er bent. Het breidt zich uit, telkens weer. Het heeft geen stabiel rustpunt, het verschuift steeds, ontsnapt aan zichzelf, geeft zich uit handen, zonder vrees, zonder drang om te blijven. Het is een beetje ingewikkeld. In je droom ben je daar ineens met iemand die je kent. In de droom heb je in je hoofd een innerlijke dialoog, over wat je zou willen, en of dat kan of mag.
Je kijkt naar foto’s. De foto’s verschuiven naar de foto’s in je hoofd. De foto’s die je zou maken. Die je daar kunt zien. Je ziet het boek met die foto’s, die daar zijn. (Je ziet wat er niet aan klopt, en je ziet hoe mooi het zou kunnen zijn, dat boek.)
Je hoort de klanken van de piano op de plaat, je ziet de muziek. (Het is zo groot, denk je, dat verlangen dat je ineens kunt zien.)
Je ziet hoe het zou zijn, als je bij die zou zijn, op een plek waar er geen tijd is, en dus alle tijd. En hoe je zou glijden door die niet-tijd. Hoe traag de zinnen zouden bewegen. Beelden uit een andere tijd schuiven ertussen. Je ziet jezelf zitten, daar.
Een onverwacht verlangen dient zich aan.
In een gesprek zie je ineens de verlangens voor je die je pijn doen. Iets over blijven, en iets over weggaan. En hoe die op je weg komen.
(Hoe die gedachten zich met elkaar verbinden, als een web. Je ziet het voor je.)
Je ziet iets over een verlangen dat er was. Misschien zie je nu beter wat er toen gebeurde. Misschien begrijp je nu beter wat je toen deed, en niet deed. Misschien zie je nu beter wat toen niet goed was voor jou. En zou je dat nu in woorden kunnen zeggen. (Je oefent het soms, dat met die woorden. Om te horen hoe ze klinken, en hoe dat je huid zou kunnen veranderen. Je ziet wat je niet kunt veranderen, en wat anders zou zijn.)
Je vertelt iets over de kinderen. En de reactie die je krijgt maakt je gelukkig.
(Misschien kun je naar traag beter kijken. Iemand anders zou zeggen dat dat is omdat je bang bent van snel, en van die andere planeten, en dat je je vastklampt aan de woorden. Jij denkt dat het heel anders is, en dat dat net goed is.)
Je denkt aan de brieven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten