(En je denkt tussendoor: dit is een week met kleine wondertjes. Ze blijven in je hoofd.)
Je haast je van het werk naar huis, met nog een tussenstop voor de boodschappen. Het is toch warmer dan je dacht dat het zou worden. Je zit iets te vroeg in het café te wachten, je dampt nog een klein beetje, en je hoopt dat dat snel over zal zijn, of zoiets. En ja. Het wordt een mooi gesprek, vanaf de eerste minuut. Iets met twinkels. Je vergeet dat je eigenlijk zenuwachtig was, of zoiets.
Die avond. Een mooie avond bij een dierbare vriendin en haar gasten. Je dampt weer een beetje. Hard gefietst.
En eigenlijk ben je weer een beetje verlegen.
En eigenlijk ben je vooral gewoon heel blij om daar te zijn, met die fijne mensen.
(Nadien, op weg naar huis denk je nog, dat je het haar had moeten zeggen.)
Een bijzonder gesprek. Je schuift erin, of het schuift in jou. Je probeert iets te zeggen over moed. De vragen die je altijd zullen kwellen. Of je moedig bent op de momenten dat het ertoe doet. Of je je kunt oefenen in moed. Of je iets kunt doen om je voor te bereiden op een of ander ultiem moment. En je weet nooit hoe klein of groot dat moment zal zijn.
(Je weet niet goed hoe je de dingen uit moet leggen, alsof elk woord te groot lijkt. Maar zo is het in je hoofd. En het zijn je vrienden, ze laten je wel praten.)
Het is iets met het ouder worden, denk je. Hoe het besef groeit dat elk moment ertoe kan doen.
Misschien legt dat een klein gewicht op je, het maakt je tegelijk ook een beetje vrij. Iets met dat oefenen dus.
Kleine keuzes die je kunt maken of niet. Weten hoe vaak je faalt. En soms blij zijn omdat je wel deed wat het goede was, op dat moment.
Iemand zou je kunnen zeggen dat je te streng bent, en ze zou gelijk kunnen hebben. Het is niet anders.
En je kijkt rond, naar de anderen.
(Pas later die nacht komen de woorden in je hoofd voor wat je op dat moment voelt. Dat je je klein voelt. En dat die andere mooie mensen aan de tafel de moed hadden om kinderen aan de wereld toe te vertrouwen. Die moed kwam niet in jouw richting. Het is wat het is. En zij zouden het anders zeggen, en jou misschien wel geruststellen. En toch, zo denk je, is alles wat je in je hoofd ziet bewegen over moed, en momenten van moed, zo klein ineens. Het is een ander soort moed. En ook daarom zie je hen graag.)
En de avond valt. En je denkt: ik wil verhalen horen, laat het lang duren. En je hoort mooie verhalen, over kinderen, over ouders, over het instinct om de goede dingen te doen. En je voelt je dankbaar. (En ook een beetje klein. Maar dat is niet zo erg.)
Je fietst door de nacht naar huis.
Iets in je lichaam blijft bewegen die nacht. Alsof er die dag zoveel gebeurde, en misschien is dat ook wel zo.
De volgende dag. Je ploegt door de dag, tegen de klok. De dingen komen een beetje samen. Maar het lukt, nog net op tijd.
Die avond heb je een mooi gesprek. Een jongen, hij is nog een jongen. Maar hij blaast je van je sokken met wat hij je vertelt, wat hij vraagt, en hoe wonderlijk het gesprek beweegt. En je denkt terug aan hoe het was toen jij nog zestien was, zoals hij nu is. Je voelt je dankbaar.
Dat de dingen ertoe doen, dat denk je daarna, in de nacht.
Eigenlijk ben je hondsmoe. En toch ook niet.
(En er is nog die schaduw van de ziekte, die altijd in je buurt zal zijn. De schaduw die zegt dat de dingen ertoe doen. Dat je geen dag mag wachten met wat je te zeggen hebt. Dat het weg kan zijn, morgen, zomaar. En dat je elke kans mag aangrijpen om rivier te zijn.)
Het kwam nog in het gesprek met die wonderlijke jongen. Hoe jij het ziet. Dat je zult verdwijnen in je geliefden als je sterft. En dat elke dag eigenlijk een kans is om mooier te verdwijnen, later. En dat de dingen er dus toe doen. En dat mooie gesprekken er zijn om verder te zetten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten