Door de stad weer naar huis lopen. Blij dat die vergadering kort was.
(Iets zit in je hoofd. Je bent een beetje zenuwachtig, wacht op een antwoord.)
Even binnenspringen bij een vriendin. Ze is aan het bakken. Indrukwekkend, hoe ze dat steeds doet. (Vergeleken met haar ben jij maar een veredelde amateur in de keuken. Al mag je dat niet zeggen, zegt ze. Je hebt wel van haar leren koken. Al mag je dat ook niet zeggen, zegt ze.)
Een volgende dag.
(Een antwoord. Je bent blij. Iemand merkt op dat je al pom-pom-pom door de gangen loopt. Je denkt na over lachebekjes, en ouderwets zijn.)
Een lange vergadering. Je zet alles in. Zie je dat dan niet? Dat denk je soms. (Ze zien het niet, denk je.) (Je denkt aan je beste vriend. Hij zou glimlachen als hij je nu bezig zou zien.)
De vergadering ’s avonds. Je bent weer blij dat ze kort was. Je hebt nog een hoop te doen thuis. Je hoopt dat er onderweg een excuus in je richting komt, waardoor je deze avond die douche niet meer moet schoonmaken. Als de vriendin je een proevertje komt brengen van haar geweldige bakkunst van de dag daarvoor is de douche al gedaan. Het is mmm. (Je vertelt een verhaal, je glimlacht.)
De volgende dag. Het is als een marathon om alle dingen klaar te krijgen.
(Een kleine irritatie wordt een grote irritatie. Waarschijnlijk omdat je zo moe bent. Het is alsof je in een loop komt, en blijft hangen.)
(Je doet je best om een of ander intelligent bericht te bedenken. Je komt niet verder dan zwaaien. Het moest, om een of andere reden.)
Een of andere klojo is blijkbaar met zijn vliegtuig geland… (Je voelt veel mededogen voor al die politici die zich nu al afvragen hoe ze aan zijn vreselijke handdruk, of beter handtrek, kunnen ontsnappen.)
Die avond vertrek je nog, moe weliswaar, voor wat een heel mooi gesprek zal worden. Je zit jezelf een beetje in de weg, zo lijkt het even, in het begin toch. Het is bijzonder, daar in de tuin. Je ziet de grote boom. De boom lijkt zo wijs. De boom heeft geen nood aan een ego, is gewoon boom, soeverein. En dat soort dingen. Diepe dingen worden gezegd. Je voelt je dankbaar. En je bent een beetje verlegen, voor de woorden die je jezelf hoort zeggen, ze zijn nog te groot, bedoelen het goed. Maar ze mogen, in deze avond. De gedachten gaan nog mee de nacht in.
Je had je toch voorgenomen om lang uit te slapen? De volgende ochtend is het weer heel vroeg.
Je werkt nog wat. En verliest daarna veel tijd. Het voelt heerlijk, gewoon een beetje rondhangen in jezelf. (Die middag ben je doorwaadbaar.)
Rustig napraten die namiddag, buiten op de bank. Dat al dat papier weg is, het maakt je zo gelukkig. Die ruimte die er weer is. Alsof een stuk van je hoofd niet meer kan ingenomen worden. En ook iets met dat goede voornemen, over die grenzen.
Je staat bij het raam te kijken als je je bezoek ziet komen. Ze hebben precies heel stil gefietst.
Hopelijk is het pizzadeeg ondertussen genoeg gerezen.
Je bent blij dat ze weer eens in jouw huis zijn. (Je ziet iets, en je beseft iets, net als de vorige avond, in de tuin, en het voelt goed. Als een vorm van aankomst.)
Het scherpe geheugen (zij het waarschijnlijk selectief) van dat grote kleine meisje blijft je verbazen, en ontroeren.
Het hoort bij het ritueel. Vooraf al vragen welk ijs er zal zijn. Dat er ijs zal zijn, is non-negotiable. Je legt uit dat het ijs met twee kleuren is. Een opstapje voor een van de werkelijk existentiële kwesties: zijn er twee kleuren in één potje, of zijn er twee potjes met telkens een andere kleur? Eigenlijk was het initiële verlangen het witte ijs met de brokjes chocolade in. Toch ook twee kleuren eigenlijk. De oplossing voor de volgende keer zou blijkbaar kunnen zijn: het ijs kopen met dat wit en die brokjes, en dan ook nog twee potjes met telkens een verschillende kleur. Of was het toch anders? In elk geval een interessante strategie om alle mondiale problemen op te lossen.
(De saxofoon blijft door je hoofd gaan.)
Later die avond zie je een film. Het is weer van dattum. Je bent een watje.
Het is weer vroeg, de volgende ochtend. Het is nog rustig op de markt. (Je had ook later kunnen gaan, het is immers vakantie. Maar dat lukt je nooit.)
(Iets is rusteloos, iets duurt lang.)
Je staat in de winkel. Een potje scheerzeep. De mevrouw aan de kassa ziet bij het intikken van je naam dat je ineens een korting van zes euro krijgt. Ze zegt dat ze niet goed begrijpt waar die korting vandaan komt, maar dat ze heel blij is voor jou dat je die korting krijgt. Je vraagt wel drie keer of ze zeker is dat je die korting krijgt. De mevrouw vertrouwt helemaal op het apparaat. (Als dat maar goed komt, tegen het eind van de dag, denk je.)
Je schrijft een stukje over een boom. Je bent blij dat je het deed.
Je dacht dat drie geraniums de winter niet hadden overleefd. Je hebt die ochtend drie nieuwe potjes gekocht. Bij het voorbereiden van de bloembakoperatie zie je dat er bij dat ene stronkje toch ineens groene dingetjes te zien zijn. Je krijgt een krop in de keel. (Als je dan toch een watje mag zijn…)
(Misschien heeft de kosmos een plan met jou. En een plant. Of een boom. Minstens.)
Het lezen op het terras lukt niet echt goed, iets is onrustig. Je staat op – je kijkt jezelf verbaasd aan – om drie hemden te gaan strijken. (Wie weet wat de rest van de dag nog zal brengen.)
Maar de aardbeien zijn er al. En er is ook nog ijs. In twee kleuren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten