In de war zijn. Proberen
uit te leggen dat je op een of andere manier kunt zien in je lichaam dat het
weet waar het naartoe zou moeten, nog voor jij het weet. Je afvragen of dat wel
ergens op slaat. Horen dat het helemaal duidelijk is. Dankbaar, uitgesteld.
Soms is er een
verlangen naar niets. Soms is er een verlangen naar troost. Soms is er een
verlangen naar verhalen die naar je toe komen.
In de trein terug, na
het festival. Soms ineens overvallen worden door een licht verdriet. Iets trilt,
ergens in je lichaam. Het is welgekomen.
Je lichaam is hoekig. Je
rug wil niet mee, je ziet je buik, ergens in je hoofd. Het is wachten tot het
thuiskomen.
Je zit te werken, iets
moet dringend af. Het stoort je tegelijk. Je wilt het wel af hebben, maar je
zou eigenlijk vooral ginder willen zijn. Bij je vriend, voor de koffie. Het is
inderdaad niet jouw aard (en dus volstrekt onaanvaardbaar) om te laat te komen.
Het wringt. Misschien wil je dit wringen niet meer.
Later, bij de koffie.
(Onderweg was er ook nog eens tegenwind, de kosmos maakt het je niet
gemakkelijk.) Je stem hapert even.
Op het veld. Je loopt
terug van de tent, waar het woordoptreden was. Iemand vraagt je of je kinderen
hebt (nadat iemand anders eerder al vroeg of de jonge vrouw naast je misschien
je dochter is). Je probeert het uit te leggen. Soms gaat het gemakkelijk.
Even later, op het
veld. (Je bent al een uur aan het vertrekken.) Je hebt een belangwekkend
gesprek, met die twee jonge mensen die je zo waardeert. Je kijkt naar je eigen
hevigheid. Iets tussen trots en schaamte, een beetje in de war. Hoe de dingen
het van je overnemen, of gewoon hoe belangrijk het voor je blijkt te zijn.
Je denkt aan iemand. Je
zou haar verhaal willen horen. Het lijkt te lang geleden. Je weet niet goed hoe
je dat moet zeggen.
Die trui, in die
zachte stof. Je houdt ervan, hoe het voelt. Alsof het je zachter maakt.
Eigenlijk ben je
gewoon heel erg gelukkig met die oude platenspeler, die nieuw in je huis is. Je
herkent de geur, die misschien wel veertig jaar teruggaat.
In de trein. Je leest
het artikel in het weekendmagazine van de krant. De vragen. Een vraag is wat je
favoriete geur is. Je denkt na. Veel geuren komen door je hoofd,
herinnergeuren. (Ook die van de platenspeler.)
Weer daar zijn, waar
je vandaan komt. De gezichten zien. Mensen herkennen je. Ze lijken blij je te
zien, na al die jaren. Het ontroert je.
Gesprekjes. Misschien kun
je dat wel. Ze vragen naar je kinderen. Die er niet zijn.
Je beweegt in en uit
verhalen.
Hoe de tijd beweegt. Waar
je was, waar je naartoe bent gegaan.
Je begrijpt iets meer
over hoe je beweegt. En waar je staat.
In de trein. Een
vraag. Wat je met je leven gedaan hebt.
Je ziet voor het eerst
de klok. Het raakt je. Diep.
Je dacht het al enkele
dagen, dat je die plant kwijt was. Het maakte je droef. Je ziet dat de plant
misschien wel terug zal komen. Iets van genade. Je terras wil je iets leren.
Misschien is het goed
geweest, voor een zondag. Misschien mag het regenen.
2 opmerkingen:
zoooo mooi ... wat ben je toch goed in verwoorden van fracties uit je leven, die zo herkenbaar zijn ... als in een "abstracte" film, maar toch allemaal realistische scènes ... niets hangt aan elkaar en tegelijkertijd alles ... melancholisch, heimwee en toch weer niet, of wel ? ik herken me zo in je schrijven ... fijn dat we buren zijn ... al moesten we maar eens wat vaker bij elkaar op de "koffie" :) ... tot snel en welkom !!
dankjewel voor zoveel mooie woorden...
Een reactie posten