Kijken. Waar het kantelt.
Aan de andere kant van de tafel zit iemand die je nog niet kende, tot nu toe. Je zou willen kijken, met tijd. Zoals je kunt blijven luisteren naar een stem. Zoals je een landschap ziet. Zoals je iemand leest. Je doet het niet.
Zoals je leest. Hoe bewegen bewegingen? Welke evenwichten zoeken zich in een lichaam? Waar gaat staan over in verdwijnen?
Je staat te kijken naar het drukke plein voor het station. Fietsen, bussen, trams, voetgangers, ze zwermen door elkaar heen. Kun je alleen de beweging zien, of verlang je naar een verhaal?
Je ziet jezelf op een foto, je schrikt. De foto ziet iets.
(Je bent leesbaar, denk je, voor wie de zinnen kent. De tijd kantelt in je huid.)
Het is donker. Het is licht achter dat raam. Het beeld laat zich traag bekijken.
Sommige mensen kunnen zich uit zichzelf terugtrekken, denk je. Wat je ziet, troost je niet.
Alsof je naar je huid kijkt. Je lichaam verwart zich tussen twee snelheden. Misschien is het aan het vertragen, in statische elektriciteit. Misschien is het wachtklaar. Misschien vindt het zichzelf wel terug.
Die ene actrice. Je kunt blijven kijken naar haar. Misschien is ze altijd elders.
De mensen op het perron kijken in alle richtingen, waarbij ze elkaar ontzien. Je houdt ervan om wel te kijken, naar verhaallichamen.
Je weet nooit goed hoe lang je in iemands ogen mag kijken. Je beseft dat je je eigenlijk nooit realiseert dat een ander op dat moment ook in jouw ogen kijkt, alsof je zelf een soort lege vlek zou zijn, niet eens een nulpunt.
(In je droom lijkt een gigantisch vliegtuig een noodlanding te maken in de straat waar je woont. Je ziet ineens de dalende wielen voorbij je raam komen. Verderop in de straat zijn de huizen stuk. Het vliegtuig ligt daar, rokend. Kijk je, loop je weg, of er naartoe? Je wordt wakker.)
Waarom blijf je telkens bij die ene foto hangen?
Die hele stapel platen die je hebt meegebracht. Je aarzelt een beetje. Als ze daar liggen, zie je muziek die je zou kunnen zien. Iet zou zich kunnen openen. Je haalt er een plaat uit, zet ze op. Je hoort alles, je ziet waar iets het overneemt. Het verandert de ruimte.
Je kijkt naar je handen.
(Je mist twee meisjes, het overvalt je ineens, terwijl je aan het eten begint. Je zou hun willen vragen om te vertellen, de verhalen, en dan alleen maar kijken.)
Je belt iemand op, om te vragen hoe het met haar gaat. Je hoort haar stem, waardoor je haar ineens anders ziet dan net daarvoor.
Wat zou de nacht van je zien?
Je denkt aan een traag gesprek, en hoe je naar de woorden zou kijken.
Je ziet iemand aan de andere kant van de tafel. Ineens zie je in haar iemand anders. (Familie waarschijnlijk, denk je. Iets komt dichterbij.)
Je ziet het verdriet in iemand.
Je zit in de hoek van de kamer. Je sluit je ogen. Je bent aanwezig, soms verdwaal je even, waarna je afdaalt. Wat je ziet, zou iets met je huid kunnen doen.
Je ziet het huis. Je ziet de plek waar je veilig kunt zijn, je ziet waar het je zou kunnen achterlaten, waar je nog steeds verweesd zou dwalen. Tot de dingen zich neerleggen. Zoals elke dag dat weer kan doen. Misschien is het gewoon zo.
Je kijkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten