De vrouw, de stem, de fado.
Zodra je weer thuis bent, dalen de beelden in. Ze leggen zich voorzichtig neer, in lagen, misschien.
(Je lichaamsherinnering herorganiseert zich, telkens weer. Het stopt nooit. Misschien is iets de hele tijd bezig om de stukjes te verschuiven. Je leest het in het boek. Waar je nu bent, bepaalt mee welke beelden zich dichter naar je huid drummen. Of zoiets.)
Beelden van dagen geleden, ze hebben iets van een biljartbal. Er zijn geen gaten in het groene laken.
En andere lijnen schuiven zich ertussen. Het plein verandert steeds.
Die geweldige film, met die drie fenomenale actrices. Ergens tussen vilein, tragisch en hilarisch. De stemmen. En hoe ze in de zwaartekracht staan. Een verleden dat zuigt.
De dingen die je probeert uit te leggen. Hoe de woorden je veranderen, in dat moment. En ook iets met je stem, besef je later.
(De dingen trekken je in alle richtingen.)
Thuiskomen. Die wonderlijk mooie reeks. Dit zijn wij.
Een andere dag. Beneden zie je de stad. De lucht is grijs. Je knutselt de teksten in elkaar. (De lichte weerstand.) Je voelt iets in je armen, en je kaken. Je plakt de foto’s erbij. Het is zoals het moet zijn, denk je. (De kleine afstand.)
Ik zag haar voor het eerst. Verhalen die met die zin beginnen. (Het is niet gemakkelijk om op die plek het ikwoord te gebruiken, maar in die verhalen mag het misschien wel.)
(Je buik schudt, in de nacht.)
Een rare droom. Waarom zou iemand je werkblad in stukken willen zagen?
Een praatje in de boekhandel. Tweemaal hetzelfde boek, een keer met harde en een keer met zachte kaft. Over hoe verjaardagscadeaus op tijd zouden moeten komen, denk je. Je vertelt over die film, en die actrices.
De magie van het postkantoor. Je geeft iets uit handen, het zal ergens in handen komen, hoop je.
(Misschien moet je in dat boek beginnen, om te begrijpen. Niet in woorden, maar in huid. Misschien.)
Stukjes opruimen van het huis. Het lijkt zo nodig. (De kerstlichtjes weer in de doos. De stapels boeken weer op hun plaats.)
Misschien wil de varen je iets zeggen.
(Misschien ben je bang van wat het boek je zal zeggen, van wat je eigenlijk al weet.)
Je hoort mooie verhalen in het gesprek.
Dagen met een kleur. (Je kijkt in je hoofd.) De melancholie die een dag kiest.
Dicht bij de muziek komen, en er ook een beetje voor wegkruipen, en er naartoe willen.
Het kindje met de bal, telkens weer. (In welke hand zit de bal?)
(Wat ziet het kindje met de bal?)
De woorden veranderen je lichaam. Alles is te zien, ongetwijfeld. (Ze heeft weer helemaal gelijk.)
(Dat van die man en die vader, en de kortsluiting.)
Kijken naar de woorden in je huid. (Misschien is schrijven beter, dan zijn ze met minder.)
(Misschien is de schaamte niet nodig.)
Zwaarte.
Iets over kwaadheid, het wacht, tot het moment daar is.
(Binnenkomen in het huis, denken aan lang zwijgen.)
De varen mag weer binnen. (De varen zou heel dit leven bij je moeten kunnen blijven, denk je.)
(Stotterend verdwalen. Het sijpelt wel weer door je heen.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten