Tragedagenverlangen, soms onderbroken door wat je naar zich toetrekt. Het gewone leven waarschijnlijk.
De laatste avond van het oude jaar. (Het voelt zo lekker, trouwens, weer met kort haar. Je wappert iets minder in de wind.)
Je kijkt naar die fijne mensen rondom je. Het voelt als een voorrecht hier te zijn, denk je. Misschien mag je er wel zomaar zijn. De verhalen ontroeren je. Verhalen over de kinderen. (En iets in jou zou willen dat die verhalen nog veel langer duren.) Je zou willen zeggen dat ze het zo goed gedaan hebben, dat je dat gezien hebt, dat je getuige mocht zijn. (Het zou een beetje onnozel zijn, waarschijnlijk.)
Je weet nooit helemaal zeker hoe dat moet, leven. (Zoals iedereen, waarschijnlijk.)
In de nacht fiets je weer naar huis. (Een weg die je ooit vaak deed.) Je slaapt in etappes, van honk tot honk.
Je staat vroeg weer op.
Rituelen van het nieuwe jaar. Een verse agenda invullen. Nog wat verder lezen in het boek. Enkele wensen versturen. (Er zijn mensen die jouw wens willen lezen, zie je.) (Je weet nooit hoe dat werkt, maar het voelt ook als een voorrecht, dat jouw woorden ergens in de verte iets kunnen doen bewegen, zoals een heel kleine glimlach.) En dan onder het dekentje het muziekprogramma dat ergens in de nacht is opgenomen. Je houdt van al die stemmen. Je ziet die ene zangeres weer, je zag haar al enkele keren. Het is een fijne mevrouw, denk je. Ze is genereus. (Dat is een woord waar je van houdt, denk je. Je zou het zelf ook graag willen zijn, denk je.)
Er is ook een leegte in de dag. Misschien is die wel goed voor iets.
Een andere dag.
Je duizelt een beetje de dag in.
Een dag met twee momenten.
Een lang moment. Je zit bij het raam, met een van de heel bijzondere mensen in je leven. Je keek ernaar uit om nog eens met haar te zijn. Je luistert naar haar verhalen. Je deelt de jouwe. Zij begrijpt ze allemaal, zo was het altijd al. Zij ziet je. En je hoopt dat je haar ziet. Iets over verdriet, dat is er ook. Het zoekende leven in haar ogen. En dingen in lichamen geschreven. En lachen, natuurlijk ook.
Een ander moment. Het is druk in de zaal. Een plechtig moment. Dingen met een eed en zo. Je beweegt in en uit. Je ziet de lijn die aan dit moment voorafging. Je beweegt tussen stille trots en toeschouwer en iets van verdriet. Je glimt een beetje. Je kijkt naar de mensen in de zaal, boven en beneden. Misschien mag je er wel zomaar zijn. Misschien ook bedding.
Een andere dag.
Je denkt nog na over de dingen in het boek. Dingen die verhelderen en beangstigen. Iets over een weg waar je moest komen. Iets over alle dingen die hieraan voorafgingen. Iets met verdriet, ook.
Een fijn gesprek, met grote koppen koffie. (Misschien zijn littekens ook alleen maar littekens.) En hoe sommige zinnen je lijf in elkaar trekken, en andere het openen.
Het ritme van de dag weer gezocht.
De mevrouw in het postkantoor vraagt of ze je pakje prioritair moet verzenden of niet. Doe maar prioritair, zeg je. Het is voor een verjaardag. (Je hoopt altijd dat je pakjes of wensen op de juiste dag op hun bestemming komen.)
Dichte drommen in de stad. (Het duurt even eer je doorhebt wat er aan de hand is.)
Een vraag blijft door je lichaam gaan.
Een dekentjesmoment.
Op weg naar de keuken, vier stappen verder zo ongeveer, een verdrietflits.
Een andere vraag, ergens halverwege het koken. Iets over kinderen. En verhalen over kinderen. Je aarzelt een beetje, maar zegt toch maar ja.
Is het een traag verlangen naar woorden, of een verlangen naar trage woorden?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten