19 januari 2019

Netwerk

(Het is al laat na een lange dag ginder. Nu terug hier. Er zou nog zoveel. Maar eerst woorden. De rest is voor later. De afwas, om maar iets te zeggen. En de antwoorden op alle wachtende vragen. En ook het oplossen van alle wereldproblemen. Een paar moet kunnen nog, eventueel. Maar allemaal? Dat is een beetje veel van het goede.)

Waarna de eeuwige vraag blijft. Waar hier begint en eindigt, waar het overgaat in daar, en waar daar zou kunnen veranderen in ginder. Terwijl je – van hier gezien – ginder ook in het hier en nu kunt zijn, daar ook, eigenlijk. En toen je ginder was, verlangde je naar het ginder dat nu hier is.

Als je hier hier bent, is het gemakkelijker om anders te gaan ademen, denk je. Anders dan daar hier. Deze plek is waar je bent aangespoeld. Of misschien is deze plek aangespoeld in jou. (Je had er lang op moeten wachten, denk je.)

Beelden van de dagen.

Na een vergadering op weg naar huis. Je voelt de beweging. Soms loop je groter en soms loop je kleiner.

Een avond. Je zou je lichaam uit elkaar moeten kunnen plooien, en dan wachten op hier.

Een vergadering. Je ziet de ideeën voor je, uitgespreid op de tafel. Daar bewegen ze. Soms duw je een beetje, soms trek je een beetje. De woorden volgen wat je ziet. Anderen knikken, ze bewegen mee.

Je zit bij een goede vriendin. De verhalen bewegen sierlijk, zo denk je. Het gaat ook nog even over die papieren met een laatste wil. Met haar naam erbij, wordt het papier rustiger. Het legt zich neer.

Een ochtend. Je spieren worden aangepakt. Spierherinneringen. Zo blijkt. Soms zijn ze in de war. Zo blijkt.

Die plek op het werk. Je bent rustig met de dingen bezig. Even is er alleen maar dat. Het maakt je lichter. De toetsen verwelkomen je.

Elke week zijn er twee treinreizen met een literair katern. Die mogen langer duren. Zelfs lezen over boeken brengt je hier.

Een avond. In de warme hoek van de kamer. Het is tijd om het boek uit te lezen. Je weet iets meer over de deuken. Wat hier lijkt, zou nog altijd daar kunnen zijn. En wat je daarmee doet.

Een nacht. Wonderlijke omzwervingen. Soms slaap je groter en soms slaap je kleiner.

Een ochtend. Je maakt de dingen klaar voor het eten straks.

Koud en nat. Gelukkig is het warm in de trein. De verhalen gaan traag.

Op weg naar het grote huis. Kijken of de werkelijkheid overeenkomt met het plannetje in je handen.

De poort van het huis draait open. Je adem zal zichzelf wel kiezen, heb je beslist.

Je kijkt de tafel rond. Het maakt je een beetje week. Je luistert naar de stemmen. De woorden nemen hun tijd. Je ziet iets voor het eerst.

Je speelt op de mooie piano. De anderen sluipen achter je rug de kamer binnen. Wat niet de bedoeling was, uiteraard. Je zou alleen voor jezelf spelen. Misschien is het niet zo erg. Je ziet je stem. Saint James Infirmary. Of Mercy Mama. (Doorwaadbaar.)

Op weg terug naar het station lijkt de bus tot op een centimeter van de auto te komen. De trein heeft een ritme dat je rustiger maakt, misschien ligt het aan het landschap buiten, ook al zie je het niet meer zo goed door de duisternis. Tussen daar en hier.

Momenten van vooravondverdriet. Heel schoorvoetend.

Een receptie. Je bent een toeschouwer. En de gesprekken. Soms zie je het netwerk. Soms zie je jezelf.

Een andere dag. Je knutselt rustig die nota in elkaar. De toetsen bewegen zachtjes.

Iemand die je dierbaar is verjaart. Haar cadeau zal iets te laat zijn. De kosmos zal die onvolmaaktheid gelukkig overleven.

Je denkt aan een verhaal over een huis dat verlangt naar klaar.

Een mooi gesprek. De woorden zijn belangrijk.

Recepties. Je kijkt traag naar de mensen. Je hoort een heel mooi verhaal van een jongen met glimmende ogen. Een mevrouw komt je zeggen dat ze je in de krant gelezen heeft, en hoe ontroerend ze het vond. Op de andere plek. Iemand die je kent, als een redding. Een gesprek dat meandert, en uiteindelijk beweegt rond de kinderen.

Een soepele en diepe nacht.

Vroeg naar de andere stad, voor de verschillende afspraken.

Op weg naar de zaal. Er is een zwaar ongeval gebeurd. Iemand leeft niet meer.

Het congres. Iets maakt je kwaad. Stel je vast. Stellen de anderen naast je vast. Het legt zich neer.

Iemand komt naar je toe om je te bedanken voor iets wat je deed (of was), maanden geleden. Je zegt haar dat haar woorden je heel gelukkig maken.

En mooie verhalen over ijs, op weg naar huis. Naar daar dat hier zal worden, waar je wilt zijn.

(En dan is het nog later.)

Geen opmerkingen: