03 februari 2019

Lichtrest

Bijna thuis, na die lezing die je ging geven, daar in de verte. Bijna hier ben je. En er is nog een lichtrest. Alsof het licht op je heeft gewacht, nog even, voor het verdwijnen. Misschien willen de dingen je iets zeggen.

Het ritme van je stappen in de straat. Soms verleg je even je zwaartepunt.

Je denkt aan wat je vertelde aan die man, na de lezing. Over je grootvader. En zijn verwondering. Hoe je die dicht bij je wilde houden. En over zijn jaren, die je aan de jouwe toevoegde in je hoofd. Waardoor je bedding veranderde, en het gemakkelijker was om naar de wind te kijken.

Je denkt aan een breekbaar verhaal dat je die ochtend hoorde. Iets over verdriet. Het lichaam draagt de dingen. Soms wacht het op iets dat terugkeert. Het verhaal bleef de hele dag bij je.

Mensen die je na je verhaal komen bedanken. Het maakt je verlegen, en dankbaar. Dat je woorden iets mogen zijn voor een ander, je buigt het hoofd.

Je denkt nog aan die schouders. Daar en hier. Hoe je hier kunt voelen wat er daar is.

Het landschap onderweg. De veilige plek in de trein.

Hoe je stem veranderde, tijdens het spreken. Hoe je je adem zag.

Onderweg. In je hoofd zie je de teksten die je nog zou willen schrijven. En de boeken die wachten.

Wat ze je zei. Dat het bijzonder is dat je het zo lang hebt gedaan, in dat veld. Het is een raadsel, zeg je. Het is een moeilijke vraag. Soms durf je ze niet stellen. Soms zie je het jongetje.

Haar vragen verwarren je, omdat ze de juiste zijn.

Je loopt door de stad. Het is stil in de straat.

Soms ben je er al aan gewend. Het idee dat je in de juiste richting loopt. Dat het huis daar op je wacht, dat het je zal herkennen, dat het er zomaar is.

Je ziet je weerspiegeling in de ruiten van het bankkantoor.

Straks is er nog tijd voor de rituelen van de zondag, denk je.

Wat je haar uitlegde. Dat iets van jou al een tijdje ergens anders is.

En verdriet.

Over de kasseien. Als een voorzichtige uitdaging.

De handen van je grootvader. Hoe ze ineens niet meer warm waren.

Jouw handen. Daar.

Het licht is er nog altijd een beetje. Het zal je begeleiden tot aan je deur.

Inkijkramen. Verhalen die zich laten vermoeden.

Je denkt aan je schouders. En aan verhalen die ergens onderweg niet tot aan hun einde kwamen. Misschien kun je ruimte maken.

Je denkt aan de dingen die je las in die twee boeken. Ze bewegen in je. Misschien is dat al genoeg.

Je denkt aan een stem.

Misschien stel je jezelf elke dag opnieuw samen, kneden de dingen zich in elkaar. Misschien kunnen woorden lucht maken, zodat je huid kan bewegen.

Die handen hebben je veranderd, denk je. Misschien was dat nog een deel van het antwoord dat je zocht.

Je bent bijna aan de deur. Het mag straks warm zijn, daar waar je thuis zult zijn.

Het is goed dat je voor de rest van de dag geen stem meer zult horen. De dingen mogen zich uitspreiden, naast elkaar.

En wat nog komt.

Weer thuis.

Geen opmerkingen: