Soms dool je door de kamer.
Soms sta je daar even stil. Je zag die houding in het boek. Waar je je handen moet leggen. En hoe je daarna terugkeert.
Het is die maand. Het is twintig jaar geleden. Die maand was er al iets. Zo bleek maanden later. Je had geluk. Je zou niet meer te lang wachten.
Iets herschikt zich in je.
Je kijkt naar je huid.
Iets van gewicht begint te verdwijnen.
Je bent al op andere plekken.
Je maakt toch maar die afspraak. Je zou niet meer te lang wachten.
Soms verlang je naar stil en alleen.
Je lichaam aarzelt.
Je krijgt mooie woorden, zomaar als een geschenk. Toevallige ontmoetingen, en de woorden die even later volgen.
De pijn aarzelt nog.
Je buik is een autonoom gebied. Al dan niet overzees.
En de partita’s van Bach.
Je ziet je beeltenis in het raam. Je beweegt anders.
Je droom aarzelt, net voor je in de dag valt. Je droom blijft hangen, als een plaat. Je ziet iemand die niet weg wil gaan.
En dat je niet meer voor de dingen uit zou lopen, maar dat je zou blijven, hier. En de littekens.
Je lichaam lijkt zich langzaam uit te plooien.
De dingen die je geleerd hebt. Ze zijn zichtbaar, in je huid. Maar je weet nog niet wat je ermee aan moet.
De pijn zoekt je. En het is goed.
Soms denk je dat je troostbaar zou kunnen zijn. Ergens in een nacht, of zo. Tussen de rimpels van het water dat het strand betast, telkens weer.
Hoe zou het zijn?
Misschien komen de dingen wel naar je toe.
Misschien is je huid in de war.
Alsof de dingen zich herschikken, je ziet het beter nu. Misschien is het dat.
De pijn.
En dat iemand zou zeggen dat alles goed komt.
Je denkt aan twee meisjes. Ergens in de verte.
Dingen kraken, dingen zinderen. Je zegt iets tegen de rivier.
Waarom daar? Welke herinnering is er daar?
Je beweegt anders.
Sommige dingen wil je op afstand houden.
Dingen die je ziet. Je lijkt ontvankelijker, ze nemen je over.
Misschien is iets aan je voorbij gegaan.
Tranen kunnen zout zijn.
Misschien moet je alleen volgen.
Het is goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten