‘Soms heb ik een beetje schrik van mezelf, of beter: van de kracht die ik in mezelf kan voelen.’
‘Waarom zou je daar schrik voor moeten hebben?’
‘Ik weet niet. Soms voel ik dat ik heel erg betrokken kan zijn bij iets, en dan kan die kracht het een beetje overnemen. En dan ben ik forser dan ik wou zijn, en dat is niet altijd gemakkelijk voor anderen, en dat weet ik.’
‘Ik heb er eigenlijk geen last van. Je bent mooi als je zo hevig bent. Ik zie vooral hoe jij vecht voor iets, niet tegen iemand.’
‘Zie je dat?’
‘Ja, het is niet zo moeilijk te zien. Ik kan me voorstellen dat het een beetje heftig is, als je jou nog niet goed kent.’
‘Ik zie dan, terwijl het gebeurt, wat het effect kan zijn op anderen, en dat wil ik dan natuurlijk niet. ik ben dan bang dat mensen bang zullen worden of zo. En dat is niet de bedoeling.’
‘Het is een beetje als een vulkaan bij jou soms.’
‘Ja, misschien wel. Ik herinner me nog een tekening die een vriendin ooit voor me maakte, van die vulkaan.’
‘Dat had ze goed gezien dan. Weet je, op jouw manier maak jij veel indruk soms, en eigenlijk vind ik dat vooral aantrekkelijk. Maar jij schaamt je soms precies voor die kracht.’
‘Ja, soms wel. Misschien ben ik bang dat ik iets stuk zal maken.’
‘Ik weet dat je dit niet wilt horen, maar in zo’n momenten is er iets van een man in jou. En eigenlijk nog meer een vader.’
‘Een vader?’
‘Ik heb de indruk dat jij heel hevig kunt worden als iemand jouw zelfgekozen familie probeert te raken. En dan ga jij er pal voor staan om hen te beschermen, met al je breedte. Ik denk dat je dat zelf niet zo goed beseft altijd.’
‘Nee, dat klopt. Ik vind het moeilijk om zo over mezelf te denken, maar misschien heb je wel gelijk. Zoals altijd trouwens.’
‘Het komt van heel diep bij jou, dat zie ik wel op zo’n moment.’
‘Ja, dat is waar. Ik schrik er elke keer zelf weer van. In mijn hoofd is alles dan op een bepaalde manier zo helder, en dan kan ik niet begrijpen dat anderen dat niet zien en dat ze iets niet willen verdedigen of zo.’
‘En tegelijk kan het zijn dat je in al je hevigheid anderen een beetje verplettert, terwijl je dat net niet wilt doen.’
‘Ja, zo is het.’
‘Ik zei het je al eerder, en ook dat wil je niet horen, maar ik denk dat je een goede vader zou zijn geweest, of een goede moeder.’
‘Pfff… dat is een te moeilijke gedachte.’
‘Ik denk dat je weet dat ik gelijk heb. Het zou wat onbeholpen zijn misschien af en toe, maar je kinderen zouden weten dat je voor hen in de wind zou gaan staan.’
‘Ja, dat zou ik zeker doen.’
‘Zie je wel?’
‘Maar ik vind dat ik het toch beter zou moeten doen.’
‘Ik zou me er niet te veel van aantrekken. De mensen die je kennen en die je graag zien hebben ook graag jouw vulkaan.’
‘Ja? Is dat zo?’
‘Meer zelfs, ik denk dat je diep vanbinnen op sommige momenten die vulkaan ook wilt laten zien. Ook aan jezelf. Om te voelen dat er dingen zijn waarvoor je wilt vechten.’
‘Jij kijkt wel dwars door mij heen precies. Dat is wel een beetje suboptimaal. Kan ik dan niets verbergen?’
‘Voor de gevorderden niet, maar dat is niet zo erg. Maar ik kan natuurlijk ook doen alsof ik niets zie. Zou je dat dan liever hebben?’
‘Nee, dat nu ook weer niet.’
‘Voilà. En verder wil ik je toch nog op iets heel belangrijk wijzen.’
‘Wat?’
‘Dat we dit jaar nog geen ijsje zijn gaan eten.’
‘Is dat een stille wenk?’
‘Stil?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten