16 september 2020

De eerste dans


‘Hoor je hoe stil het is buiten?’
‘Ja. Dit is het zachte stuk van de nacht, hier is alles nog mogelijk.’
‘Dat is een mooie gedachte, dat alles nog mogelijk zou zijn. Dat het allemaal nog kan.’
‘Dat je gewoon naar buiten zou kunnen gaan, vertrekken, en dat de weg nog open zou liggen. Of toch een beetje.’
‘En dat je het dan langzaam licht zou zien worden. En hoe je dan zou kunnen vertrouwen dat dat licht iets zou veranderen.’
‘Ben je bang soms?’
‘Misschien hol ik te veel soms, of wil ik blind in iets geloven. Zo kan ik niet voelen dat ik bang ben.’
‘Meestal lukt het wel bij mij, maar soms niet. En dan weet ik niet goed wat ik voel, of het angst of verdriet is.’
‘Wat doe je om die angst over te laten gaan?’
‘Wachten. En kijken.’
‘Soms is het alsof mijn hoofd begint te trillen of zoiets. Alsof het niet gemaakt is voor de frequentie van de beelden die er dan zijn.’
‘Je resoneert niet met jezelf dus?’
‘Ja, lach maar. We zullen dat meenemen.’
‘Ik had bijna gevraagd hoe dat binnenkomt bij jou.’
‘Grrr. Ik hoop dat je ondertussen beseft dat ik sterker ben dan je eerst dacht. Wees maar voorzichtig.’
‘Ja, met die handen, ik zal maar oppassen.’
‘Soms is het alsof ik, zonder dat ik het besef, in dit moment wil blijven. Dit moment waar de dingen nog niet gekanteld zijn. Je zou het zo voor jezelf kunnen voorstellen. Het is alsof de lucht die je nu inademt ontvankelijker is of zo.’
‘Ik moet nu aan de dans denken.’
‘Dat van die laatste dans?’
‘Nee, net niet.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Vorige week, nadat je weer weg was, voelde ik een soort traag geluk. Het had me zo goed gedaan je verhalen te kunnen horen. Ik leer je steeds beter kennen, en dat maakt me op een bepaalde manier heel rustig. Ik voelde me veilig en in vertrouwen. Iets in die aard.’
‘En waar zit die dans dan?’
‘Ik had een soort beeld dat ik eigenlijk nog niet kon zien in mijn lichaam. Het was iets als: nu kunnen we elke dag opnieuw beginnen in een soort hier en nu. Het was een verlangen naar een lichtheid en naar elke keer gewoon kijken en laten stromen of zo. En misschien is dat wel een mooi antwoord op die laatste dans. Stel je voor dat we dat zouden kunnen, elke keer opnieuw een eerste dans doen, in dit moment. Of dat we ons dat elke keer kunnen voorstellen, hoe het zou zijn, de eerste dans. Dit moment in de nacht draagt die belofte, als we dat zo durven voelen.’
‘Ik wil wel graag dansen met jou. Onze dans is al mooi geweest. Ik vind het wel een rustige gedachte dat we een eerste dans hebben. Er is nog geen gewicht van de tijd, nog geen verwachting, nog geen deuren die gesloten zijn. De dans moet nergens naartoe gaan, mag aan zichzelf genoeg hebben.’
‘En zijn er al rimpels?’
‘Onnozelaar!’
‘De dans die aan de dans genoeg heeft, stel je voor dat we dat kunnen.’
‘Natuurlijk kunnen we dat, dat is het nu net. En je moet daar helemaal je best niet voor doen.’
‘Zullen we anders nu even naar buiten gaan?’
‘Om te dansen?’
‘Ja.’
‘En daarna?’
‘Daarna rusten we in de gedachte van de dans, en ooit komt het licht dan wel weer. En als we dan nog even wachten, begint het weer opnieuw. Telkens weer.’
‘Kom, naar buiten.’

Geen opmerkingen: