23 april 2022

Kijken naar lijnen


Ze komt je huis binnen. Ze zegt iets over de planten. Eigenlijk weet ze er alles over. Jij doet maar wat, denk je. Hoe het gaat met die ene plant die jullie samen hebben gekocht? Hij staat er nog, maar er is iets aan de hand. Later stuurt ze het je door.

Soms heb je verhalen nodig, die de ruimte vullen daar waar jij stopt.

Er is eten genoeg, en er is tijd. De verhalen gaan traag heen en weer. En je kijkt, naar de verhalen.

De volgende ochtend. Je loopt door de straten van de grote stad. Je kijkt naar wie je voorbij loopt, hoe ze bewegen. Misschien zoek je iets.

Jullie bezoeken de plekken in de stad. Je kijkt naar lijnen. Zij die de verhalen vertelt, ze kijkt je aan. (Je probeert te zien hoe jij daar zou staan, hoe je zou bewegen.)

Iemand komt je iets vragen over je pennendoos. Je vertelt het hele verhaal.

Die avond. Je luistert naar de toelichting. (Wat je haar net daarvoor vertelde over het rouwen houdt je eigenlijk meer bezig.) Het is alsof je hoofd nog niet tussen haar woorden schuift, alsof ze op je afketsen. Misschien ben je gewoon te moe. Na een tijd zie je de lijn in je hoofd. Nadien ga je nog even met haar praten, het doet je goed.

Ergens diep in de nacht is er brandalarm. Enkele dagen eerder was er ook al een alarm. Mensen gaan naar buiten, lopen rond, er is nergens iets te zien. Het houdt op. Je probeert jezelf in slaap te kijken. Wanneer dat bijna lukt, begint het alarm opnieuw. En later nog eens. Je kijkt, en geeft je uiteindelijk over aan de te korte nacht.

Een volgende dag. Je haalt de trein nog net. Het is alsof je de lijnen in je huid voelt.

Je denkt aan iemand, je kijkt naar de beelden.

Die avond. Je praat nog na, na het panelgesprek. (Het is interessant en aangenaam, en je had ook gewoon thuis willen zijn, met niets.) Je loopt nog een stuk mee met de spreekster, en wacht met haar op haar bus. Het is een mooie plek, voor mooie verhalen.

Het huis is er nog, het is blij je te zien. En met die paar planten gaat het ook al een stuk beter, denk je.

De nacht is zacht voor je.

Je vertelt de verhalen aan je dokter. Je bent blij haar te zien, de vorige keer lijkt al weer zo lang geleden. Afspraken worden voorbereid, voor de volgende onderzoeken. Als een lijn die gewoon door het jaar loopt. Als je aan deze kant ervan blijft, loopt het leven gewoon door.

Later die dag. De studenten luisteren naar het verhaal dat je vertelt. (Zouden ze je niet te oud vinden?) Het gesprek nadien, buiten aan de tafel, ontroert je diep. (Je mag er gewoon zijn, je mag vertellen en vragen. Misschien ben je wel waar je moet zijn, op dat moment.)

Die avond. Je zit in het panelgesprek. Je hebt een stapeltje boeken naast je liggen. Je weet niet altijd naar waar je moet kijken. De mensen in het publiek, de andere sprekers (op het scherm), de moderator naast je, en dan het beeld van jezelf dat je soms ziet. Je ziet jezelf bewegen, je ziet iets met je handen. (Later zegt iemand dat je leeft wat je zegt.)

(Je zou nadien nog lang in een niemandsland tussen het einde van de avond en het begin van de nacht willen kunnen verdwijnen. Jezelf uit handen geven aan wat zich zou aandienen. Je weet echter niet hoe je die scheur in de tijd zou moeten maken.)

De volgende ochtend. De vrouw naast je in de trein zit in een strak wielrennerspakje. Haar glimmende fiets staat aan de andere kant. (Je zou andere kleuren hebben gekozen, denk je.)

Je probeert je lijstje van die dag af te werken. (Je zou eigenlijk graag gewoon tijd verliezen, en kijken, naar wat is.)

Na de (enigszins vermoeiende) vergadering die avond. Iemand komt naar je toe om te zeggen dat je mooi schrijft, en dat je dat moet blijven doen. En of je geen boek zou maken met die stukjes? Je zegt dat die vraag je steeds verlegen maakt.

Je rijdt naar het feestje. Verhalen komen naar je toe. (Het is aangenaam, het zijn mooie mensen. Je krijgt het langzaam koud. Je zou ook gewoon thuis willen zijn, alleen en warm.)

De volgende dag. Nog geen foto in de krant. (Een lijn blijft.)

Je zit te luisteren in de zaal. (Wat zitten die stoelen slecht trouwens.) De verhalen op het podium ontroeren je. (Je bent bij je familie, denk je. Je bent thuis.) Ergens halverwege de namiddag neemt het verdriet het even van je over. Het mag. Het komt en het gaat. Het is.


Geen opmerkingen: