30 juni 2023

Woordhanden


Klaar voor een nieuwe week. (Al ben je misschien onderweg een beetje de tel kwijtgeraakt, denk je.) De trein is op tijd. Je beweegt door het landschap.

Ze zijn er allemaal. Rond de tafel, of op het scherm. Jij moet enkel het gesprek leiden. (Je kijkt naar kleuren, patronen, ogen, bewegingen.)

Ook dat andere gesprek mag je doen. Ze schrikken er een beetje van dat alles zo snel gaat. (Je houdt er wel van, eigenlijk.)

Eerst nog even over huis, om dan weer te vertrekken. Je weet niet helemaal zeker hoe dat werkt. (Misschien heeft je lichaam het nodig, om even daar te zijn.)

Tijdens de vergadering, in die andere stad, voel je ineens hoe moe je bent. Heel even neemt het je over, als een sluier.

Terug op weg naar huis. Je verheugt je op de treinrit, met dat dikke boek. Je hebt de stiltewagon. Nauwelijks vertrokken of die man daar gaat uitgebreid zitten bellen met zijn vriendin. Het maakt je zo verdrietig, het gaat niet meer over.

Een andere dag. Een namiddagafspraak. (Je stem komt van diep, merk je.) (Je hoort hoe haar woorden klinken.)

Je zoekt ankerpunten voor die tekst die je te schrijven hebt. (Eens ze er zijn, zal de tekst zich aan je laten zien, denk je.)

Op weg naar huis. De tekst begint te komen, merk je. (Woorden bewegen in golven door je heen.)

De avondvergadering. (Je schrijft de woorden op, voor de tussenkomst die je gaat doen. Je ziet de zinnen.)

Een andere dag. De mannen in de trein maken veel lawaai, ze lijken helemaal klaar voor iets. Bij het uitstappen zie je dat half de trein vol zat met syndicalisten. (Even later zul je ze vanuit de hoogte beneden zien staan. Vlokken schuim van het schuimkanon beneden dwarrelen naar boven voorbij je raam op de zevende verdieping.)

De woorden en beelden stuiteren door je hoofd. De tekst wacht op je. (Het is iets met handen, denk je.) Je kunt nauwelijks volgen. (Er is zo veel, ineens.)

Na de avondvergadering loop je weer naar huis. (Je denkt aan iemand.)

Een andere dag. Je derde videovergadering. De Britse mevrouw op het scherm. (Je weet niet helemaal zeker wat haar rol in de vergadering is.)

Een bericht, of ze langs mag komen om je haar te knippen. (Je probeert zo snel mogelijk thuis te geraken, belt om te zeggen dat je iets later zult zijn voor het etentje.)

Hoe extreem gelukkig het je kan maken, dat korte haar, je merkt het weer. (Een of ander trauma, ongetwijfeld.) Zoals elke keer zijn er nog te veel verhalen die nog niet kunnen verteld worden. (Er is altijd een volgende keer.)

Je fietst door de regen naar een dierbare vriendin. Een mooi gesprek. (Je ziet iets van de tijd.) Je probeert iets te vertellen over de kinderen.

Een andere dag. (Een dag met veel tekstwerk.)

Je begint met het nalezen en afwerken van de vertaling van die tekst. (Het is iets met handen, denk je. Je zou het niet kunnen uitleggen.) Eerst moet de tekst helemaal netjes worden, zo wil je het. Dan kun je de woorden beter zien, zijn ze beter aanraakbaar. (Het is een beetje alsof je je in een tekst in moet ademen, denk je, alsof je de zinnen moet kunnen voelen.) En dan kun je beginnen, rustig, zin per zin. (De tekst begint mee te ademen.)

Tussen de teksten door kijk je naar het filmpje. De mensen in de studio horen een nummer voor het eerst. Ze hebben allemaal verhalen die hen verbinden met die muzikanten. Het nummer beweegt hen. (Tranen, veel tranen.)

Je leest die andere tekst nog eens na. Er is geen tijd meer om hem nog echt om te gooien. (Dit zal het moeten worden.) Je past nog enkele dingen aan. (Het is goed zo, zegt de tekst.) Je stuurt hem door. Binnen enkele dagen zal hij gepubliceerd worden.

Je vertrekt wat vroeger, om thuis nog wat verder te werken. Onderweg kijk je alleen maar. Je ziet mooie dingen.

(Je lichaam herkent de thuisplek.)

Geen opmerkingen: