Een week die open zou mogen zijn, week. Het mag.
Stille uren. Alleen met het uitzicht over de stad.
Het overleg. Je maakt enkele foto’s, en kijkt verder alleen maar. Hoe ze vragen stellen, al dan niet diplomatisch, met meer of minder omweg.
De weg terug. Je zoekt een plekje om een beetje alleen te zijn in de trein. Iedereen is stil, er is alleen het bewegen.
Een andere dag.
Na de middag nog even thuis werken. Om even nog thuis te zijn, voor je weer moet vertrekken.
Op weg naar de andere stad, je wilt er op tijd zijn, om over je boek te praten. De trein is een oefening in mindfulness. Stilstaan, vertragen, weer vertrekken, en weer opnieuw. (Weer een aansluiting gemist.) Je studeert je boek weer in. (Het is nog elke keer een beetje raar, dingen te lezen in een boek die je blijkbaar zelf geschreven hebt.)
Op weg naar de plek waar je moet zijn. Over een pad dat de naam draagt van een vroegere collega. De weg loopt naast een parkje, het is er heel donker. (Waar zou die paarse pijl zijn die op het plannetje stond. Jean, die pijl stond enkel op het plannetje, niet op de grond of zo. O ja.) Je komt eigenlijk meteen op de goede plek uit.
Een mooi en traag gesprek. Ze dragen je. Ze stelt trage vragen, vol aandacht. Misschien is het gesprek als de rivier. Het is een geschenk, zeg je. Het is een geschenk, zegt ze.
In de trein terug nog een lang gesprek over een ander boek.
Een andere dag. (De nacht bleef nog een beetje bij de avond, het is alsof je nog even daar wilt blijven.)
Het overleg. Je probeert lijnen te zien, ergens van a naar b. Ze zijn er.
(Hoe zou het nog met haar zijn? Je zou dringend een berichtje moeten sturen.)
De avondvergadering. Je bent een beetje moe. (Je kijkt naar de rivier.)
Een andere dag. Je hoofd zit bij dat moment dat straks zal komen, eerst moet er nog zoveel gebeuren.
Het overleg. Niet iedereen op het scherm spreekt even goed Engels, blijkbaar.
Je haast je naar de bijeenkomst. Onderweg loopt iemand achter je aan. Hij kijkt je vol verbazing aan en vraagt of hij een foto van jou mag nemen. Je begrijpt het niet. Blijkt dat je heel erg zou lijken op iemand die bekend zou zijn of zo. (Gelukkig ben je niet bekend. Gelukkig lijk je niet op Taylor Swift. Of toch niet echt.)
Eerst is er de lezing door de journalist. (Je geeft hem je boek. Hij vraagt of je er iets in zou willen schrijven.) Daarna is er de samenkomst in de andere zaal. Het ontroert je heel erg allemaal. Een bijzondere vriend, die samen met jou je groene dromen draagt, krijgt een pensioenfeestje. Ze zijn er allemaal, zo lijkt het wel. Het brengt je terug naar toen, toen in het nu, nu in het toen. En morgen. Ze zijn je zo dierbaar allemaal, voel je. (Trots, en week.) Je strikt hem, voor op de foto. Er is een storm buiten, je gaat warm naar huis.
Een andere dag. Je krijgt bericht dat die ene afspraak een weekje later zal zijn.
Je puzzelt de tekst in elkaar. (Rituelen.)
In de vooravond wacht je een dierbare vriendin op aan het station. Eerst nog iets gaan eten, dan naar die film. Is het dus echt veertig jaar geleden? Er is zoveel leven tussen toen en nu, en toch is alles nog zo zichtbaar.
Die andere mensen die staan aan te schuiven zien er wel een beetje ouder uit, zeg je tegen jezelf. Een plekje achteraan in de zaal. De concertfilm begint. Iets stroomt door je heen. Iets van toen naar nu, iets dat er door dat toen de hele tijd geweest is. Als een lijn, iets dat bleef. (Je bent haar dankbaar voor dat blijven.) Wat is de klank goed. (Stel je voor dat je dat zou gedacht hebben toen, dat je veertig jaar later nog eens naar die film zou gaan.)
As we get older and stop making sense.
Napraten in een druk café, wachten op het perron op de trein met vertraging. Verhalen over examens, proffen, andere studenten, en wat er van wie geworden is.
Het is frisjes, je loopt warm door de nacht naar huis.
Een andere dag.
De boodschappenronde. Het kleine jongetje zit op de grond alle spullen onderaan de kast uit te laden. Rustig, maar heel grondig. (Het is zo mooi.)
De mevrouw in de winkel zegt dat je voor mag gaan. “Ik heb geen lijstje gemaakt, en ik ben niet goed in ter plekke nadenken” Je vraagt: “Bent u dan beter in op afstand nadenken?” Ze zegt: “Ja. Aan de strijkplank, daar krijg ik altijd alle gedachten.” Voor je weer vertrekt, zeg je haar nog: “Misschien moet u hier in de winkel een strijkplank zetten.” Ze glimlacht.
Op het scherm zoek je cadeautjes voor twee nieuwe kinderen in deze wereld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten