11 februari 2024

Gedachten onderweg


Hoe zien zij de muziek? Volgen ze gewoon, van de ene naar de andere toonaard? Van het ene naar het andere tempo? Of hebben ze alles geoefend, eindeloos?

Hoe zit dat met de mensen van je geboortestreek? Ze kennen jou nog, hebben meteen verhalen. Misschien ben je nog iemand daar? Hoe beweeg je naar die taal van daar? Is er iets dat je mist?

Er zijn zoveel verhalen daar, maar het is steeds alsof de zuurstof uit de lucht verdwijnt zodra je daar bent. Alleen niet bij hen, die dierbare vrienden van je. Misschien zijn er eilanden.

Je ziet zo’n gesprek in je hoofd steeds als een soort vlak. Een zoekend gesprek. Mensen nemen posities in, en zo zie je het ook. Als je hier gaat staan, laat je het gesprek mee bewegen.

Hoe het gesprek verandert wie je was, wat je dacht, nog die ochtend. Hoe je ergens anders bent. Misschien is het de rivier. Het is goed.

Hoe er soms te veel mensen zijn in je buurt. Wanneer je zo moe bent. Hoe je het niet kunt verdragen dat ze je storen, door er te zijn, door zo traag te lopen. Hoe je weet dat het ook weer over zal gaan.

Hoe mooi het gesprek is, zomaar in dat ene moment aan de kassa. Over hoe verlammend de veelheid kan zijn. Hoe genoeg het genoeg. Een geschenk.

En soms ben je bang van je vermoeidheid. Alsof iets in je achterover kan kantelen. Alsof je huid hard wordt. Achteraan je hoofd, naar je nek. Hoe je dan toch wacht.

Soms weet je niet waarom je wilt blijven kijken, ook al is het al laat. Soms verlang je zo hard naar verhalen, misschien is dat het.

Hoe de dingen je soms triggeren, en hoe je het steeds beter ziet. Het is oefenen, vanop een meter afstand naar jezelf kijken. En zien wat van vroeger, wat van wie, nog trekt in het nu.

Je laat haar de foto zien van Fons en Julia. Dit is de echte Julia, zeg je. De oude alleszins. Je ziet ineens hoe jong ze nog zijn. Misschien ook wel een beetje verloren.

Hoe je ineens iets nog beter begrijpt van wat je zelf schreef in je boek. Hoe je het ineens ziet, hoe het ook even over je heen walst. Tot het zich toevoegt, het zich inpast in wat er al was.

Hoe je weet: met haar zou ik dit gesprek kunnen voeren. Het zou traag zijn, zoekend, er niet op uit om te vinden. Je zou iets al weten van elkaar.

Ergens in een nacht de angst voelen en weten dat je alleen bent, en misschien altijd zult zijn. Weten dat wat je voelt weer weg zal gaan, wanneer het moment daar is. En kijken.

Niet weten hoe het zou zijn als je niet alleen was, op dat moment. Misschien zou je meer bedding hebben, misschien net niet. Zien waar het is, in je lichaam.

Je bent blij, en je weet tegelijk niet wat het is. Al die mensen die aan je denken, je iets wensen, je misschien wel op een of andere manier graag zien. Je kijkt ernaar, dankbaar, en in de war.

Ze is zo onverschrokken, zij op het scherm. Zij in het verhaal, zij die het verhaal speelt. Hoe klein je bent, hoe stuntelend. Hoe ver je lichaam is.

Ergens in de avond wil je alleen zijn. De dingen moeten een beetje opgeruimd zijn. Je huid mag warm worden. Er mogen alleen nog verhalen zijn. Je mag verdwijnen.

Kijken naar de mensen. Hoe ze bewegen. Waar de evenwichten in hun lichaam zitten. Hoe ze naast zichzelf zijn, of net niet.

Voelen hoe het trage verdriet het overneemt, ergens in de vooravond. En hoe dat is als thuiskomen. Iets dat je huid wist, dat zich even laat zien, en zich dan weer neerlegt in wat zacht is.

Zo blij zijn over twee nieuwe kindjes die in de wereld zijn. Het is alsof je hen kunt voelen. Je zegt het aan hun oma’s: ik ben zo blij voor jou. En zo is het ook. Week.

Een droom waarin eindeloos veel dingen je beletten om op tijd te vertrekken, waarin eindeloos veel dingen nog niet klaar zijn, waarin je hopeloos achterloopt, nooit zult aankomen.

Zou het kunnen dat die droom over die schoenen is verdwenen uit je lichaam? Zou het kunnen dat er iets geheeld is?

Je vertelt over het jongetje, je vertelt over de baby. Hoe ze in je bewegen, hoe jij in jezelf beweegt, dus. Wat ze veranderd hebben. Je ziet het in je lichaam. Het is in het nu, eindelijk.

 

 

Geen opmerkingen: