01 maart 2024

Vadersoorten


Een weeklijstje. In je hoofd zie je stapeltjes dingen, netjes naast elkaar. Het zou mooi zijn als je de tijd wat zou kunnen vertragen, om heel rustig stapeltje per stapeltje de dingen te doen. (Het zou mooi zijn.) Ze zullen gewoon komen.

Het overleg. Iets over een rechtvaardige transitie. Je ziet hoe de studente heel aandachtig luistert. Je bent trots op haar. Je bent dankbaar.

Een andere dag. Je zit bij de tandarts op de stoel. Het probleempje dat er al een tijd is. Het is mooi hoe ze mee gedacht heeft. Blijkbaar heb je het goed gedaan, de voorbije weken. Ze legt uit wat er precies aan de hand is, en hoe dat eigenlijk te maken heeft met ouder worden. (Om een of andere reden schrik je steeds van zo’n verklaring, alsof het over iemand anders gaat, misschien.) Ze gaat die tand er toch niet uithalen, het zou zo jammer zijn. Je krijgt uitleg over een minuscuul borsteltje. Je vertrekt opgewekt. Er hing iets van een aangekondigde droefenis in de lucht, nu niet meer.

Je zit in de jury. Het ene na het andere dossier. Het is interessant. Een mooi gesprek tijdens de koffiepauze. Je kijkt naar de anderen.

(Het tekstje dat je de volgende dag moet schrijven, het beweegt al een beetje in je lichaam.)

Zoveel dingen van je lijstje, eerst enkele kleine, dat schiet lekker op.

Even in de stoel in de hoek. Je bladert door het boek waarover je later die week vragen mag stellen. Je schrijft enkele dingen op een papiertje. (Het zit in je hoofd nu, je ziet het gesprek zoals het zou kunnen verlopen. Iets wordt rustiger.) Je kijkt naar de tekst in je hoofd, je schrijft enkele dingen op het papiertje. (De volgende dag zal de tekst gewoon uit zichzelf mogen bewegen, denk je. Iets wordt rustiger. Iets met stapeltjes.)

Voor de vergadering begint, een mooi gesprek over het verlangen naar een leeg aanrecht ’s morgens.

Een andere dag. Tijdens de kinebeurt een pedagogisch moment. Over kleine borsteltjes voor de tanden. (Je leert elke dag weer iets bij.)

Een dag met stapeltjes teksten na elkaar.

(Misschien is er ook nood aan tussenteksttijd.)

Je begint aan het stukje dat binnen enkele dagen zal verschijnen. De ideeën en woorden en beelden kronkelen door elkaar in je hoofd. (Even alles naar achter schuiven nu, gewoon beginnen schrijven, en zien waar de tekst je naartoe zal leiden.) Het begin schrijft zichzelf, je had het niet verwacht dat het zo zou gaan. (Je ziet hoe de dingen in elkaar zouden kunnen passen. Gewoon volgen nu.)

Je huid is een beetje woordmoe, merk je.

Je leest je tekst voor. (Misschien zul je ooit wennen aan je stem.)

Een andere dag. Op weg naar het bedrijfsbezoek. Je loopt door de stad, een papiertje met de straatnamen in je hand. Dat stuk van de stad zag je nog niet, de kleine pleintjes zijn mooi. Er hangt tijd. Je steekt de grote weg over. De lange straat, op weg naar de fabriek. Mama’s en papa’s brengen hun kinderen naar school. Je bent nog te vroeg daar, kijkt naar de oude fabrieksgebouwen. Er hangt een merkwaardige rust.

Je luistert, stelt vragen, leert veel dingen bij. Je bedankt hen en loopt de hele weg terug naar het station. Het oude stationsgebouw lijkt op een traag verdwijnend restant uit een oude tijd. Op het ene nieuwe perron aan de andere kant sta je te kijken, het miezert.

Je mag het gesprek modereren over een boek. Je vier gasten zitten op de sofa, waar jij enkele maanden geleden zelf ook zat. Je probeert iets te zoeken over verbeelding. Halverwege het gesprek vallen de dingen netjes in elkaar, zo voelt het. De verhalen haken op elkaar in, bewegen samen. Iets over overvloed. Iets over verzet.

Terug thuis eerst nog de afwas doen. Met een leeg aanrecht de nacht in.

De volgende dag. Je mag even in die ene vergadering zitten, elke maand even. Je hebt alle cijfertjes ingestudeerd.

Je probeert de vrijdagtekst zo snel mogelijk in elkaar te knutselen.

Een mooi gesprek, na een winderig fietstochtje. Het begint snel, vertraagt langzaam en vindt een rivier. (Je huid verandert, je stem ook.) Iets over kinderen die er niet meer zijn, en toch nog wel. Iets over moeders. Iets over soorten vaders. Vaders die je zou kunnen zijn, dochters die je zou kunnen hebben. (Misschien mag je een gedachte toelaten.)

Je lichaam voelt trager, wanneer je naar huis fietst.

In het journaal zie je een man die al jarenlang alleen maar negatieve dingen kan zeggen, alleen nog maar bitter en cynisch kan zijn. Je verkrampt.

Net daarvoor keek je naar de beelden van duizenden mensen die afscheid willen nemen van iemand die zei dat ze geen schrik mochten hebben. (Tranen.) Iets met verzet.

Geen opmerkingen: