De week dient zich aan. Er is sprake van warme dagen die zullen komen.
Je denkt aan beelden van een ervaren diplomaat die ineens alleen nog maar tranen is. (Je herkende ze meteen.) Laat mannen zo zijn, denk je. (Dat is buiten een trosje andere mannen gerekend. Ze vinden dat je tranen laten zien op een of andere manier een bewijs zou zijn van gebrek aan moed of zo. Het is zo eindeloos vermoeiend…)
De dagen lijken wat leger dan de vorige weken. Lijstjes worden korter. (De dag ademt anders. Al is er nog iets onderhuids.) Je verlangt naar zacht.
(Misschien is er een plek waar je achterover kunt leunen in jezelf, waar je samenvalt.)
Je mag een boek gaan ruilen in de boekhandel. Zomaar iets mogen kiezen, zomaar een klein feestje.
Een andere dag. Je zit in de commissie. (Je zag een mail binnenkomen waarop je al dagen wachtte. Ze zal je bellen. Hopelijk niet tijdens die commissie. Dat vraag je in je mail. Ze belt je. Je probeert enkele dingen af te spreken.)
(Iets met veiligheid. Je probeert er naar te kijken. Je huid reageert.)
Het is druk in de trein. (Waar gaat iedereen naartoe? Welke verhalen zijn er?)
Een moeder belt je voor haar dochter. Of ze toch nog binnen zou mogen op die conferentie. (Ze zet alles in, merk je.)
De dagelijkse portie van die serie. Je ziet telkens nieuwe dingen die je de eerste keer niet zag. (Misschien kon je die andere dingen nu pas zien? Je ziet ook de lege plekken in jezelf.)
Ingewikkelde dromen.
Een andere dag. De kinesiste deukt je uit.
(Het liedje blijft in je hoofd zitten.)
Je kijkt naar het filmpje. (Je denkt aan iets met water.)
Je begint aan dat document dat al zo lang lag te wachten. (Een jaar samenvatten in een tabel. Terwijl je alles in elkaar knutselt, begint het jaar weer te leven, merk je.)
(Een onbewaakt moment van verdriet. Ergens in de vooravond. Het mag, denk je.)
Een andere dag. Iemand zegt dat je zo snel stapt.
De conferentie. Je loopt heen en weer om foto’s te maken. (Hoofden die te snel bewegen bij te weinig licht. Gezichten worden strepen. Misschien is dat wel een beter beeld van identiteiten.) Je kijkt naar ogen.
Tijdens de middagpauze proberen je andere dingen in te halen.
Je loopt van de ene naar de andere zaal. Je kijkt naar momenten. (Je zou ook gewoon even willen achterover leunen, alleen maar luisteren.)
De koningin zit aan de tafel, ze praat met de jongeren. Je wacht op een moment.
Na het opruimen kun je eindelijk vertrekken. Op weg naar het station. De dag ruikt anders. Alsof de warme dag die zal komen al voelbaar is.
(Ergens in de nacht. Je zou aanraakbaar kunnen zijn.)
Een nieuwe dag. Onderweg naar de trein. De stad lijkt zich klaar te maken voor een moment van warmte.
Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar. (Geduldig, je hebt een dag in te halen.)
Je vertrekt iets vroeger. (Iets is moe.)
Thuiskomen, traag door het huis gaan.
Die avond, op weg naar de bioscoop met een dierbare vriendin. (Beetje spannend. De film over die zanger die jullie al zo vaak zagen.) Mooie verhalen onderweg, je bent zo blij voor haar.
Je ziet hem op het scherm. Het is zo goed, hoe hij beweegt, hoe hij staat, hoe hij kijkt. Je ziet dingen die je nog niet wist. Je ziet dingen die je misschien nu pas begrijpt. Je ziet rusteloosheid. Je ziet hoe hij als een spons de dingen opzuigt. Je ziet de kracht van muziek. (Je zit op het puntje van de zetel wanneer hij het publiek trotseert in dat ultieme moment.) Hij is zoveel versies van zichzelf tegelijk, a complete unknown.
Dankbaar loop je in de nacht naar huis.
Een andere dag. De weekendboodschappen. (Gaat het goed met jou? En gaat het goed met jou?)
Op weg, in de trein. (De film van de vorige avond gaat nog door je heen, dat liedje dat je telkens weer hoort.) Samen met je zus een tante bezoeken.
Je luistert naar de verhalen. (De verhalen kijken van de andere kant naar jouw verhalen. Andere versies.)
In de regen weer terug naar het station. Op het perron kijk je naar de sporen. (Misschien zijn ze een belofte. Misschien kun je naar huis gaan.) En It Takes a Lot to Laugh, It Takes a Train to Cry.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten