30 november 2008

Aan de rand van het water


Even weggeglipt van waar alle mensen zijn. Het is nog vroeg. Stil en leeg op het strand. De zee heeft zich in zichzelf teruggetrokken. Als een adem die je inhoudt. Even het hoofd buigen en de handen vouwen. Zou de zee me kunnen omarmen, zonder me nat te maken? Er is zoveel te zeggen en zoveel te zwijgen op deze plek. Ooit was er een bericht. Je bent genezen. Het leven kan weer verder. Ooit was dit de plek waar er dank werd gebracht. Er was veel wind toen. Nu niet. Hier bewoog het zand, heen en weer. Hier kwam het water, op en af. In een eindeloze herhaling. Je zou willen kunnen geloven dat dit altijd door zal gaan. Het water ademde al die tijd. Nam en gaf het strand. Hier was het. In al dit eeuwige bewegen moet ergens een voetafdruk te herinneren zijn. Hier in dit zand. Het is niet meer te zien, maar het zand moet het nog weten. Waar ik toen stond. En de voetsporen hier naartoe en hier vandaan. Ze moeten er nog zijn. In de tijd. Met je rug naar de zee, en het hoofd naar het land. Dat was altijd moeilijk. Het is niet anders.

Hoeveel zijn er van jezelf? Je staat voor een spiegel, in een vreemde badkamer. En je ziet er zelf ook anders uit. Je kunt het grote licht aandoen, of het licht net bij de spiegel. En het zijn er twee van jezelf. Twee andere. Je kijkt en je ontsnapt nog meer aan jezelf. In de eigen spiegel thuis is het al wennen aan het veranderende beeld. Je raakt ermee vertrouwd. De dagelijkse fluctuaties blijven binnen de grenzen. Maar een andere spiegel geeft een ander beeld, dat dan ook nog eens verandert met het licht. De spiegelbeelden lopen alle richtingen uit. Misschien moet je daar lang blijven staan, en wachten tot iedereen terugkeert. Tot net aan de rand van het water. Samenvallen zul je nooit.

Het lichaam trekt zich samen. De vermoeidheid nog op afstand gehouden. Het zou willen vervloeien. Verdwijnen in wat een zee zou kunnen zijn. De zwaartekracht verloren. En geen enkel streven naar een middelpunt. Of je elkaar nadien weer terugvindt is niet te weten. Er is geen overgave aan voorafgegaan. Enkel geruisloosheid.

Stel je voor dat je klein zou praten. Je ligt naast elkaar. De ene aan deze kant, de ander aan die kant. Er zijn twee bewegende verhalen. Het zouden meningen kunnen zijn. Of waarnemingen, verlangens, angsten, of enkel onrust. Er is een lijn, hoe dun ze ook is. En er zijn de woorden. Ze komen tussen je in. Stel je voor dat je klein zou praten. Misschien is alles wat er te zeggen valt groot, maar de woorden worden steeds kleiner. Steeds minder tot onteigening geneigd. Ze worden steeds naakter. Hoe mooi zou het zijn, dat punt net voor het verdwijnen. Waar je alleen maar weerloos kunt zijn.

Het verlangen naar woorden is moeilijk uit te leggen. Ze zijn niet gewichtloos. Je voelt het wanneer je ze in je handen neemt. Ze zijn niet vloeibaar, maar gemaakt van harde materie. Als je huid zacht is, dringen ze gemakkelijker door je poriën. Ze zoeken zich een weg in je gewelven. Ze laten zich verfoeien, wanneer je adem rusteloos naar een bedding zoekt. Ze laten zich niet zomaar strelen. Ze laten zich dromen als een grote lege plek die je met hen zou willen vullen maar die jou hooghartig misprijst. Ze kunnen zich gedragen als ongewerveld gewicht, niet tot enige omhelzing bereid. En toch. Er is een onrust, zinderend onder het wateroppervlak. Ze verdwijnt enkel, en dan nog maar voor even, als de woorden spiegelloos tot bij jou komen. Heel even versmelt je. Heel even is er geen tekort. Heel even is er geen afstand tussen het hier waar jij altijd, en het daar waar de woorden altijd zullen zijn. Het gaat nooit over.

2 opmerkingen:

Tricky zei

ook op mij heeft de zee een grote aantrekkingskracht, zeker in bepaalde tijden van het jaar (niet de zomer bedoel ik dan!) en op bepaalde momenten in het leven...
moet er dringend weer es naar toe!
dank je voor deze mooie 'hint'!
tricky

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.

"Heel even is er geen afstand tussen het hier waar jij altijd, en het daar waar de woorden altijd zullen zijn."

Vandaag heb ik virtueel verdriet.

Een heerlijke man van 44 'gestorven in het harnas'. Ik kende deze uitdrukking niet.
Ook hem 'kende' ik niet.

En toch hield ik een stukje van hem.
Vanop afstand.
Hij was altijd zo zacht in z'n commentaren op m'n 'gedAchtjes'.

Een mooie tedere man, leek hij me.



http://www.volkskrantblog.nl/bericht/233946