Een kleine jongen is niet meer. Hij reed op zijn fiets naar school en is niet meer. Het blijft door mijn hoofd spoken. Het is zo onvatbaar. Kon ik maar ergens tegenaan schoppen. Was het maar zo dat anderen pijn konden overnemen, waardoor een leven zou blijven. Was er maar ergens een plek waar je je zou kunnen aanbieden om dat soort pijn op je te nemen om zo de dood ongedaan te maken. Er blijft zoveel onzegbare stilte over.
Ik hoor en ik lees moeders die vertellen hoe ze elke dag opnieuw bang zijn om dit vreselijke nieuws te moeten horen. Hun woorden blijven al bijna even hevig door mijn hoofd gaan. Misschien is die onrust onlosmakelijk verbonden met wie je bent, zodra je moeder of vader wordt, vanaf de eerste seconde. Misschien is dat nooit anders geweest, zullen sommigen zeggen. Misschien is het zo. Maar het is zo moeilijk te aanvaarden. Alles zou willen roepen: dit is niet normaal, dit mag niet zo zijn. Het mag niet zo zijn dat zoveel ouders zoveel tijd bezig moeten zijn met bang te zijn voor het verkeer. Dit kan niet de bedoeling zijn.
Met alles wat er in mij zit aan proberen te bevatten wat dit alles is, nooit zal ik het kunnen. Heel voorzichtig en bescheiden zal ik een klein stapje kunnen zetten op het pad van die bezorgdheid, die ook met zoveel pijn kan beantwoord worden. Er zullen altijd mijlen tussen ons blijven. Misschien is alleen zwijgend het hoofd buigen voor de moed om het leven door te geven wat me te doen staat.
En daarna blijft er enkel zoveel radeloze kwaadheid. De stad zien waarin je woont, en elke dag opnieuw zien hoe anders die zou kunnen zijn. Dat het op zoveel plaatsen gevaarlijk is voor wie niet in een metalen doos zit, het is geen lot. Er is geen enkele natuurwet die dit zo bepaalt.
Er zijn mensen die roekeloos zijn, hoe ze ook bewegen door de ruimte, en die daardoor zichzelf en anderen in gevaar brengen. Er zijn mensen die alles doen wat ze kunnen om zich veilig te verplaatsen, en toch iets veroorzaken wat ze nooit hadden kunnen voorzien. Je kunt niet zonder risico’s leven. Het is allemaal waar, en het is allemaal al zo vaak gezegd.
En toch. Binnen de marges van alles wat al zo vaak gezegd is, is er nog zoveel mogelijk. Het moet toch kunnen dat de meest kwetsbaren de norm worden. Het moet kunnen dat planners aan hun tekentafels wegen en kruispunten zo maken dat ze op maat zijn van die kleine jongen die er niet meer is. Het moet kunnen dat we ons leven zo organiseren dat de bezorging van goederen en de verplaatsing van personen zo verloopt dat er veel minder conflicten kunnen voorkomen.
Dat moeders en vaders ’s morgens en ’s avonds erop kunnen vertrouwen dat alles in principe goed zal verlopen, omdat ze weten dat de wereld daarbuiten op maat van hun kinderen is gemaakt, het zou de normaalste zaak van de wereld moeten zijn. Dat vertrouwen zou bijna een mensenrecht moeten kunnen zijn, dat gegarandeerd wordt door wie verantwoordelijkheid draagt voor ons allen.
Ik heb nooit die kleine jongen op zijn fiets gezien. En ik zal hem ook nooit meer zien. Als er niets was gebeurd, zou hij me misschien gewoon een keer tegemoet zijn gefietst. Lachend en vol leven. Ik zou geglimlacht hebben, en het beeld van zoveel schoonheid zou de rest van de dag in mijn hoofd zijn blijven hangen.
Nu is het anders, en zijn er geen woorden meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten