Het is nog donker als ik met de wasmand op de fiets door de stad rij. Er vroeg genoeg bij zijn, het is nuttig. Ik had nog wat was. Het is een droom, om ooit zonder was te zijn. Maar misschien zorg je er onbewust wel voor dat er altijd wat was blijft.
Als op het bordje staat dat de wasserette opent om acht uur ’s morgens, hoeveel te vroeg probeer je dan toch al binnen te raken? Een minuut lijkt een aanvaardbare marge. En toch is er al een mevrouw binnen. Ik zag haar al eerder daar. In tegenstelling tot de wachtrijen voor het loket in het station heb ik hier vanaf mijn eerste bezoek blijkbaar spontaan de snelste machine ontdekt. Toen ik haar een vorige keer zag hier was ze aan het foeteren op de machine die zij genomen had, en die er duidelijk veel langer over deed dan de mijne. Ik zie meteen bij het binnenkomen dat zij weer die trage machine heeft genomen. Merkwaardig toch, hoe je dat soort dingen onthoudt.
Ik trek me rustig terug achteraan. Een boek over verdwijnende woorden in een landschap. Een andere man komt binnen met vier wasmanden. Ik ken hem nog van de winkel waar ik ooit als student vaak kwam. Hij was wereldkampioen in het zeggen van “danke”, bij elk product dat je voor hem aan de kassa legde waar hij soms stond. Hij is amper binnen en heeft al danke gezegd tegen de mevrouw, die meteen een hele babbel begint. Over het weer. Hij vertrekt weer.
Een andere mevrouw is binnengekomen. Het is me al vaker opgevallen. Dit is het terrein waar deze oudere vrouwen elkaar ontmoeten. Hier wordt via de was gesproken over wat was. Ze kennen elkaar. De ene spreekt de andere aan, over het feit dat ze hoorde dat ook zij haar man onlangs heeft verloren.
De vrouw die het laatst binnenkwam begint met een klein zakdoekje de machines schoon te maken die zij waarschijnlijk zal gaan gebruiken. Het blijkt al snel dat de droogkast waarop ze hoopte niet werkt. Maar het gesprek gaat verder. De verhalen over twee mannen die te vroeg stierven. Wat er aan die dood voorafging. Hoe het is om alleen te zijn. Hoe het niet, zelfs nooit, went. Hoe je verder moet met alles. Hoe die mannen, altijd sterk, nooit ziek geweest, in een mum tussen de plooien waren verdwenen. En hoe zij niet de enigen zijn, hoeveel andere vrouwen ook voor hetzelfde staan. Hoe je nooit eens iets kunt zeggen tegen iemand.
Ze nemen hun tijd om het verhaal helemaal te vertellen. Het is mooi en ontroerend. Alsof ze spreken voor al die andere vrouwen die hier nu niet zijn maar toch door de ruimte schuifelen. Het lijkt even alsof via de woorden van deze twee vrouwen een eindeloos verhaal dat al eeuwig beweegt op dit toneel wordt gebracht. Ik ben de enige toeschouwer. Ze hebben geen plankenkoorts, ze laten dat verhaal, dat zich door hun lichaam uit, rustig stromen. Zo lang het duurt. Straks gaan ze weer naar huis, waar ze weer meteen de radio zullen opzetten. Om toch een stem te horen. Je zou de muren oplopen anders, is het niet? Ja, zo is het. Ook als ze weggaan straks zal het verhaal er nog zijn. Het doek is even neergelaten, meer niet.
Hoe ik daar zal staan, als ik even oud ben als zij nu zijn? Zal ik ook daar staan, daar dicht bij de machines? Of toch nog steeds hier achteraan, met een boek? Zullen ook daar die verhalen via mij hun weg vervolgen?
In het boek dat ik lees is er een man die kunst met woorden maakt. Hij zet links en rechts van de rivier twee bordjes. Aan de ene kant staat er WAT, en aan de andere kant ER. Als er een boot komt, vaart die niet alleen door het water, maar ook door het woord. Om te gaan kijken of mijn machine al klaar is, moet ik langs de twee vrouwen, dwars door de ruimte van hun woorden. Het maakt me wat onrustig, maar er is geen andere weg dan zo.
Ze kijken me aan en glimlachen. De ene mevrouw vraagt of ik misschien ook nog eens op de knop van de droogkast kan duwen. Misschien gaat het bij mij wel. Niet dus. Ze zouden die machines meer moeten nakijken meneer, vindt u dat ook niet? Ja, natuurlijk. De andere mevrouw kijkt naar mijn machine. Nu is die van u weer sneller dan die van mij, dat was vorige keer ook al, hoe doet u dat toch? Geen idee, misschien ligt het aan mij, nee, dat kan natuurlijk niet. Maar volgende keer ga ik zeker die machine pakken meneer, dat weet ik zeker. Dat zei ze vorige keer ook al. Misschien wil ze liever een machine die wat langer draait. Misschien laat ze ook altijd wat was achter thuis. Om hier beter en dichter te kunnen komen bij wat was.
1 opmerking:
.
Het wassalon.
Het kon de titel van een novelle wezen.
Allenige mannen tussen de vrouwen.
Gespecialiseerde gesprekken over waspoeder en temperaturen.
En dan wat 'vuile' was, zoals het leven is.
Ik kén de plekken en de vrouwen.
.
Een reactie posten