Is dat al tien jaar? Die vraag hoorde ik enkele malen de voorbije weken. Ik luister telkens goed naar het antwoord dat ik zelf geef. Ja, het is dit jaar tien jaar. In de zomer weliswaar, nu nog niet. Het rekenen begint. Ja, het is zo.
Soms ontsnapt het even. Soms is het weg. Misschien wil het zo zijn. Gewoon achtergelaten in de tijd. Door genoeg seizoenen heen gegaan om iets anders geworden te zijn. Soms moet ik de beelden ergens vandaan halen. Ze kijken me aan, alsof ik hen wakker maak uit een diepe slaap. Alsof ik over iemand anders praat. Zou je zo kunnen vervellen dat alles gewoon uit jezelf erodeert?
Wanneer is het dan begonnen, en hoe heb je het gemerkt? Een vraag die ondertussen dus bijna tien jaar meegaat. Je wordt bedreven in het antwoord. Niet in het besef van de inhoud van dat antwoord. Veel geluk gehad, zeg je dan. Het is raar hoe je pas na lange tijd echt beseft wat dat betekent. Misschien is daarom deze tijd net voor het zogenaamd écht tien jaar is verwarrend. Dit was de periode net voor. Toen de ziekte al in het lichaam zat en zijn weg zocht. Wanneer het is begonnen? Het is niet te antwoorden. Vanaf wanneer heb je het niet gemerkt, zou misschien de vraag moeten zijn. Vanaf wanneer had je het kunnen merken? Dat was de variant enkel voor eigen gebruik. De periode net voor had alles anders kunnen maken. Veel geluk gehad. Zo is het.
En soms is alles er weer. Misschien steeds meer in de anderen. De anderen die ondertussen ook bezocht zijn door dezelfde ziekte. Enkel sommigen van die anderen hebben geluk gehad. Een geluk dat bijna te groot is voor mij. Net als het ongeluk van al die anderen te groot is. Het wordt gemakkelijker en moeilijker tegelijk. Het is nabijer, de woorden zijn dichterbij, net als de stiltes. Maar de radeloze kwaadheid vermindert niet. Integendeel.
En soms is alles er weer. In het plotse besef van kwetsbaarheid. Bijna niet meer durven om vol vertrouwen de straat over te steken. En uren later nog ineens een rilling krijgen. Hoe dat je ineens op een dag kan overvallen. Het gaat ook wel weer weg. Misschien wel een getransformeerde versie van de angst met terugwerkende kracht die me de eerste jaren op de meest onverwachte momenten overviel.
Dat ik elke dag blij ben dat het een dag extra is. Dat zou ik mezelf zeggen, elke dag. En dat doe ik ook. Soms is er een dag waarop ik het vergeet. Het verwart me, en is aanleiding tot een lichte vermaning. Zou het erg zijn om het een dag te vergeten?
Dat er een verbond gesloten is. Heviger leven, om het leven te eren en zo de adem te voelen diep in mijn buik van wie het niet gehaald heeft. Parallelle levens werden ineens gescheiden, en iets moest doorlopen, in mijn huid. En toch soms vaststellen dat het leven doorgaat. Dat het gewoon kan zijn. Zou het erg zijn dat ook het herdenken van dat nieuw verworven leven ondertussen zoveel seizoenen verder staat? Dat het de cyclus van de aarde heeft doorgemaakt, en nu iets anders geworden is, hoezeer het ook uit dezelfde bouwstoffen bestaat, hoezeer iets nooit echt iets anders kan worden maar altijd een en ondeelbaar is, maar toch een ander uitvloeisel van zichzelf geworden is.
De toekomst was het moeilijkst te verwerven. Plannen maken veroveren op het hier en nu. Het was nooit goed uit te leggen waarom dat zo hondsmoeilijk was. Misschien geeft het niet. Ongemerkt oud worden zou altijd gemakkelijker geweest zijn dan ernaar uitkijken. Maar als je het te lang volhoudt verlies je te veel.
Het lichaam is anders geworden. Gewoon anders geworden. Gewoon geworden. Is gewoon. Je kunt de jaarringen nog zien, maar misschien telt enkel de boom nog.
Het verlangen om trouw te blijven. Ook al wenkt soms het loslaten, ook al lijkt het soms alleen nog maar toen. Toch maar de verhalen vertellen. Ook dat is een vorm van trouw. Misschien is het residu al bijna genoeg. Is verworven in elke beweging, in elke adem, wat daarvoor als een teken van trouw werd ondernomen. Misschien is er daar een thuis gevonden die geen verder zwerven vraagt. Misschien hoeft het leven geen getuigenis meer af te leggen. Misschien is het leven het enige antwoord.
Welk ritueel zal er straks komen, als het dan toch tien jaar is? En zou je daarmee bevestigen dat er een moment was waarop het is begonnen? Het is gezien, zo zegden de woorden toch. De woorden bepaalden het moment voor en na. Misschien moet het ritueel heel lang duren. Alles neerleggen en traag dansen. Vanaf nu, en tot lang daarna. Zodat het niet te weten is. Waardoor die moeilijke vraag ook nooit beantwoord moet worden. En je van het ene in het andere leven kunt blijven schuiven. En met een gerust hart anders kunt worden en toch altijd onveranderlijk kunt blijven.
Soms ontsnapt het even. Soms is het weg. Misschien wil het zo zijn. Gewoon achtergelaten in de tijd. Door genoeg seizoenen heen gegaan om iets anders geworden te zijn. Soms moet ik de beelden ergens vandaan halen. Ze kijken me aan, alsof ik hen wakker maak uit een diepe slaap. Alsof ik over iemand anders praat. Zou je zo kunnen vervellen dat alles gewoon uit jezelf erodeert?
Wanneer is het dan begonnen, en hoe heb je het gemerkt? Een vraag die ondertussen dus bijna tien jaar meegaat. Je wordt bedreven in het antwoord. Niet in het besef van de inhoud van dat antwoord. Veel geluk gehad, zeg je dan. Het is raar hoe je pas na lange tijd echt beseft wat dat betekent. Misschien is daarom deze tijd net voor het zogenaamd écht tien jaar is verwarrend. Dit was de periode net voor. Toen de ziekte al in het lichaam zat en zijn weg zocht. Wanneer het is begonnen? Het is niet te antwoorden. Vanaf wanneer heb je het niet gemerkt, zou misschien de vraag moeten zijn. Vanaf wanneer had je het kunnen merken? Dat was de variant enkel voor eigen gebruik. De periode net voor had alles anders kunnen maken. Veel geluk gehad. Zo is het.
En soms is alles er weer. Misschien steeds meer in de anderen. De anderen die ondertussen ook bezocht zijn door dezelfde ziekte. Enkel sommigen van die anderen hebben geluk gehad. Een geluk dat bijna te groot is voor mij. Net als het ongeluk van al die anderen te groot is. Het wordt gemakkelijker en moeilijker tegelijk. Het is nabijer, de woorden zijn dichterbij, net als de stiltes. Maar de radeloze kwaadheid vermindert niet. Integendeel.
En soms is alles er weer. In het plotse besef van kwetsbaarheid. Bijna niet meer durven om vol vertrouwen de straat over te steken. En uren later nog ineens een rilling krijgen. Hoe dat je ineens op een dag kan overvallen. Het gaat ook wel weer weg. Misschien wel een getransformeerde versie van de angst met terugwerkende kracht die me de eerste jaren op de meest onverwachte momenten overviel.
Dat ik elke dag blij ben dat het een dag extra is. Dat zou ik mezelf zeggen, elke dag. En dat doe ik ook. Soms is er een dag waarop ik het vergeet. Het verwart me, en is aanleiding tot een lichte vermaning. Zou het erg zijn om het een dag te vergeten?
Dat er een verbond gesloten is. Heviger leven, om het leven te eren en zo de adem te voelen diep in mijn buik van wie het niet gehaald heeft. Parallelle levens werden ineens gescheiden, en iets moest doorlopen, in mijn huid. En toch soms vaststellen dat het leven doorgaat. Dat het gewoon kan zijn. Zou het erg zijn dat ook het herdenken van dat nieuw verworven leven ondertussen zoveel seizoenen verder staat? Dat het de cyclus van de aarde heeft doorgemaakt, en nu iets anders geworden is, hoezeer het ook uit dezelfde bouwstoffen bestaat, hoezeer iets nooit echt iets anders kan worden maar altijd een en ondeelbaar is, maar toch een ander uitvloeisel van zichzelf geworden is.
De toekomst was het moeilijkst te verwerven. Plannen maken veroveren op het hier en nu. Het was nooit goed uit te leggen waarom dat zo hondsmoeilijk was. Misschien geeft het niet. Ongemerkt oud worden zou altijd gemakkelijker geweest zijn dan ernaar uitkijken. Maar als je het te lang volhoudt verlies je te veel.
Het lichaam is anders geworden. Gewoon anders geworden. Gewoon geworden. Is gewoon. Je kunt de jaarringen nog zien, maar misschien telt enkel de boom nog.
Het verlangen om trouw te blijven. Ook al wenkt soms het loslaten, ook al lijkt het soms alleen nog maar toen. Toch maar de verhalen vertellen. Ook dat is een vorm van trouw. Misschien is het residu al bijna genoeg. Is verworven in elke beweging, in elke adem, wat daarvoor als een teken van trouw werd ondernomen. Misschien is er daar een thuis gevonden die geen verder zwerven vraagt. Misschien hoeft het leven geen getuigenis meer af te leggen. Misschien is het leven het enige antwoord.
Welk ritueel zal er straks komen, als het dan toch tien jaar is? En zou je daarmee bevestigen dat er een moment was waarop het is begonnen? Het is gezien, zo zegden de woorden toch. De woorden bepaalden het moment voor en na. Misschien moet het ritueel heel lang duren. Alles neerleggen en traag dansen. Vanaf nu, en tot lang daarna. Zodat het niet te weten is. Waardoor die moeilijke vraag ook nooit beantwoord moet worden. En je van het ene in het andere leven kunt blijven schuiven. En met een gerust hart anders kunt worden en toch altijd onveranderlijk kunt blijven.
1 opmerking:
Ik deel in je vreugde dat het al een hele tijd is... en eveneens in je onmacht dat dat niet iedereen gegeven is... Laat dit hele jaar maar 'ritueel' zijn, om te vieren en te herdenken, maar vergeet niet te genieten van elke dag! Zoals je zelf zo mooi schrijft: het leven zelf is het antwoord!
Een reactie posten