Misschien is het er altijd wel een beetje. Een beetje toch.
Alles wat je zou kunnen dromen. En hoe je het toch in je hoofd op verschillende stapeltjes kunt leggen. Alsof er nog gradaties in droomhaalbaarheid zijn. Met een stapeltje ‘als ik dan toch moet kiezen, doe er dan maar een van deze’. En een stapeltje ‘nog niet klaar om in woorden omgezet te worden’.
Het omzetten. Van woorden naar dans gaan, hoe zou je dat doen? Welke bruggen zijn er nodig? Welke wisselwegen? Welke sprong in het duister? Je probeert het je in te beelden.
Je doet de gordijnen dicht, laat nog net genoeg licht in het huis, en je trekt je terug. Een kleine terugtocht uit de dingen, het was nodig om hier alleen te zijn nu, de dag vroeg te veel. Je legt de film in de dvd-speler. De film van het boek dat je ooit kreeg met de inscriptie ‘een boek over de liefde’. Je bent een beetje bang. Zal de film iets zijn dat kan staan naast het boek zoals het in je geheugen zit? Je bent eigenlijk ook te moe, zou beter meteen gaan slapen. Maar dat kan nu niet. Dit is nu. Langzaam kom je in de film. Het valt je op dat er in de film meer kleuren zijn dan in het boek in je hoofd. Misschien zie je in een boek in je hoofd alleen de personages een beetje scherp, en is de rest vaag, hoogstens in pastel. Je ziet hoe de jongen heen en weer beweegt tussen twee vrouwen, willoos verscheurd door liefde. Je ziet de velden waar hij met een van hen doorheen loopt. In je hoofd waren die even groen, dat merk je ineens. Het ritme van de film neemt je over, haalt je weg uit deze plek. Tot je hoort: I once had a girl, or should I say she once had me. Daarna is het tijd voor de nacht. Een nacht met een volle maan.
Wakker worden in etappes. Langzaam terug komen naar de dag. Het licht dat voorzichtig de kamer binnenkomt. Bijna verlegen. Niet alle pijn is verdwenen.
Een traag verdriet heeft je verder overgenomen, haast ongemerkt. Het glijdt over je rug, betast je slapen, en nestelt zich tegen je aan. Je zou willen blijven zitten hier, en alles laten. En toch ook niet. Het is tijd voor de stofzuiger. Terwijl je het stof ziet verdwijnen, is het alsof er ook iets van jezelf afvalt. Met de zwabber en de dweil daarna wordt wat zwaar was al een beetje zoeter. En zo zoek je je weg door de dag.
Je gaat het nieuwe gebouw bekijken, bij jou achter de hoek. Er is een rondleiding, die pas over twintig minuten zal beginnen. Je doet alsof je ontspannen zit, daar in je eentje aan dat tafeltje met een glas water. De twee foldertjes zijn te snel uitgelezen. Wanneer je er op een treinrit drie kranten door moet jagen komt het snelle lezen altijd erg goed van pas. Maar nu zou je in staat moeten zijn om de leesknop naar traag om te zetten. Of zo. Je kijkt dan maar een beetje voor je uit, met wat een culturele blik zou moeten zijn. De rondleiding begint gelukkig net een beetje te vroeg.
Je hangt de was op aan het rekje. Een moment voor diepe gedachten, of zo. De stofzuigrugpijn is ook dit keer blijkbaar niet uit te stellen. Het is niet zo erg. Je zult nog wel even gaan liggen straks. Je staat even later voor de piano. Je stelt je voor hoe je daar zit. Urenlang. Alleen maar Bach. Niets anders, er mag niets anders zijn nu. Hoe je zou verdwijnen, hoe leeg en tegelijk vol je zou worden.
De naweeën van de ochtend lijken te verdwijnen bij het koken. Een beetje toch. En met de afwas is het alsof er een rust weerkeert in het huis.
En terwijl denk je. Aan chocolade. Er zouden mensen zijn die dat verlangen niet hebben. Je kent er zelfs een. Jij bent niet bij hen die het niet hebben. Het verlangen mag straks gestild worden. Een beetje toch. Als de klussen klaar zijn, het aanrecht opgeruimd. Een klein stukje, meer niet. Het is intens lekker. Al het andere genot mag ook dit keer weer uitgesteld worden.
Je ziet een bericht over een dubbele regenboog. Je loopt meteen naar het raam, maar je ziet hem niet. Net gemist waarschijnlijk. Of niet zichtbaar van hier. Je kunt de regenboog dromen, daar ergens. Of zo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten