25 september 2011

Een brief met schroom

Goede vriend Willy


Ik dacht dat het wel stilaan weer eens tijd werd voor een brief naar jou. Al weet ik niet zo goed of ik wel goed ben in het schrijven van brieven. Ik zou het wel altijd graag gekund hebben, maar of het me echt gegeven is, dat weet ik niet.

Maar er is nu wel een aanleiding, dat helpt al een beetje. Al weet ik niet goed hoe ik moet beginnen. Ik zou kunnen zeggen: we hebben je gevierd vandaag. Maar dat klinkt zo levend. Ik zou kunnen zeggen: we hebben je herdacht vandaag. Maar dat klinkt dan weer zo dood. Dat we daar waren vandaag, heeft natuurlijk wel een beetje te maken met het feit dat je niet meer leeft, zou je zelf ook fijntjes opmerken. Met een licht ironische ondertoon in je stem. Alleen heb ik vandaag zoveel last met een werkelijkheid die zou moeten beschreven worden met de woorden levend en dood, omdat ik dan onherroepelijk bij een van die twee zou uitkomen. In feitelijke zin dan. Het zou me bijzonder goed uitkomen als de dingen te vatten waren in een ander woordenpaar. En eigenlijk zou ik nog veel liever hebben dat er geen paar was. Iets dat rond zou zijn, zonder grens tussen hier en daar, toen en nu, dat zou geweldig zijn.

Je merkt het al, ik zit hier maar wat pseudofilosofisch te dollen. Altijd een handige strategie om je achter te verbergen. Als een grote warme jas die je om je naakte en kwetsbare lijf heen zou kunnen slaan. De werkelijkheid is dat ik, zoals steeds als ik je schrijf, niet al te veel woorden heb.

Gisteren moest ik nog aan je denken. Ik stond een douche schoon te maken. Daar, op de plek waar we ooit zoveel uren samen hebben gewerkt. Waar ik je telkens zag binnenkomen met je fiets. Het klep-klep-klep-geluid van je fietsschoenen op de grond. En dan ging je naar achter, om te gaan douchen. En terwijl ik daar stond, maakte het me een beetje gelukkig en verdrietig tegelijk. Ik was blij met de herinnering, ze deed me glimlachen. Maar er deed ook iets pijn. Het schoonmaken, het opruimen, het leegmaken, het verhuizen, al die dingen zijn in dit geval vormen van weggaan. Ik zal niet meer kunnen gaan kijken naar die douche, stiekem, en denken dat jij elk moment zou kunnen binnenkomen. Maar we laten je daar niet achter, wees maar gerust, we nemen je mee.

En vandaag waren er weer veel mensen om te fietsen en te wandelen, en ook gewoon veel mensen om er te zijn. Het zou je gelukkig gemaakt hebben. Je zou er geweldig in je element geweest zijn. Ik zag je al gaan, heen en weer, tussen de rijen tafels om overal een praatje te maken. Het zijn mooie mensen Willy. Dat ik hen allemaal mocht zien komen en gaan, dat was al een beetje goed.

Ik had meer willen zeggen tegen meer mensen, ik had meer willen doen, er waren mensen die ik graag even had vastgepakt, misschien hebben ze het wel gezien. Maar het lukte niet helemaal. Gelukkig kon ik me helemaal concentreren op de taak die ik had. Ook dat is een goede strategie, zoals je wel zult weten.

En als ik heel eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik had gewild dat je even naast me was komen zitten. In je fietsbroek, met die klepperschoenen. Daar naast me op de bank. Je zou naast me zitten, een beetje krom voorovergebogen, met je ogen bijna helemaal dichtgeknepen, en die rimpels in je kop. We zouden wat voor ons uit praten, zoals mannen dat vaak doen, zonder elkaar aan te kijken. Eigenlijk allebei een beetje verlegen.

Je was er dus ook vandaag, in een andere vorm van leven, die niet dood is, laten we het daar maar op houden. Er was veel leven. Ik zag kleine kindjes met hun mama en papa. Ze kwamen net met hun hoofd boven de inschrijvingstafel uit. Ze glimlachten. Zij hebben jou nooit gekend waarschijnlijk. En op een bepaalde manier ging er van die gedachte toch ook een soort troost uit. Omdat ze er waren, omdat ze gewoon het leven voortzetten, omdat ze gewoon gingen fietsen, omdat het zo moet zijn, omdat het mooi weer was, en waarom niet eigenlijk.

En als ik opnieuw heel eerlijk ben, moet ik toegeven dat de ziekte er ook was. Als een onzichtbare toeschouwer. Ik zag het in de ogen van velen, en als ik mezelf had kunnen zien, zou ik het ook in de mijne gezien hebben. Gisterenavond, bij een verjaardagsfeest, heb ik nog over je verteld. Sommige verhalen over jou zijn niet moeilijk om te vertellen. Het verhaal over de ziekte valt me nog steeds zwaar. Dat ik zelf een ziekte met dezelfde naam mocht overleven, het lijkt soms zo futiel. Al zo vaak hoorde ik dat ik dat niet mag minimaliseren, en dat is terecht. En toch. Jouw hartverscheurende lot, de machteloosheid die er deel van was. De razernij gaat weer door mijn hoofd, zodra ik er nog maar aan denk. Het zal wel nooit overgaan, je mag het me niet kwalijk nemen. Ik zag het in de ogen van velen, dat ze wisten wie de onzichtbare toeschouwer was. Ze hebben allemaal hun manier gevonden om met dat besef te leven.

Terwijl ik bezig was met mijn bescheiden taak, dacht ik nog: ik hoop dat die mevrouw van die filmploeg niet naar mij komt met haar camera om me te vragen om iets te zeggen. Het zou me niet gelukt zijn veel meer te zeggen dan: Willy was een goede vriend. Dat zou nogal kort zijn, dat zou jij ook wel vinden ongetwijfeld. Je zou van in de verte staan roepen dat ik iets grappigs moest zeggen in de camera. Maar het zou me niet gelukt zijn, niet vandaag. Maar gelukkig kwam die camera niet naar me toe.

We waren er weer vandaag, en ik hoop dat je daar toch een klein beetje blij mee was. Misschien is dat wel genoeg.

Geen opmerkingen: