Je blijft maar binnen vandaag. Je wilt niet weten, niet zien hoeveel mensen er ongetwijfeld door de winkelstraten slenteren. Zouden ze nu nog steeds niet uitgekocht zijn? En kunnen ze anders hun koophonger toch niet gewoon één dag ophouden? Als even je adem inhouden omdat dat zou helpen tegen de hik. Zodat een stukje van de stilte toch even kan gaan liggen.
Die ochtend erg vroeg wakker. Heen en weer draaien. Uiteindelijk toch maar de radio op. Als opstapje voor het opstaan. Een mevrouw vertelt over Bach. En je stelt vast: ochtendtranen. De eerste keer, denk je.
Het kleine jongetje. De gordijnen aan de straatkant hebben een grillig motief. Ze houden het straatlicht niet helemaal tegen ’s nachts. Donker is het nooit helemaal. Het licht van voorbij rijdende auto’s schuift over de muren van de slaapkamer.
Een stapel kranten bij het ontbijt. Honger naar verhalen. Je zou willen dat ze je overnemen.
Nog wachten met het aanzetten van de verwarming. Je krijgt de warmte niet zomaar cadeau.
Met enige moeite sleep je je naar je werkkamer. Die paar dingen wil je nog gedaan hebben. Zodat je ze achter je kunt laten.
Het kleine jongetje. Zijn grootvader is in de weer met de kerstverlichting. Er is een soort kader gemaakt, een beetje als een ladder. Donkergroen. Op dat kader worden groene takken getimmerd. En er is de groene kabel met de lampen. Die worden elk jaar weer netjes opgeborgen, in de oorspronkelijke doosjes. Gekleurde lampen. Eerst testen, nadat ze allemaal zijn ingedraaid. Daarna gaat het kader tegen de gevel, boven de winkelramen. Soms gaat het jongetje kijken, naar de gekleurde lampen.
Tijd om wat te gaan lezen. Dit is de plaats. Dat is de titel. Misschien mag nu de verwarming wel stilaan aan. Je zit te rillen in de zetel. Gelukkig ziet niemand het. Je doet of je het niet merkt, probeert jezelf te ontrillen.
En onderhuids toch soms. Onrust op zondag.
Woorden gaan door je hoofd. Woorden, zinnen, gesprekken. Volgens dat boek moet je ze allemaal maar gewoon laten komen. Als gasten.
Het kleine jongetje. Op weg naar de kerk. De nachtmis. Hij moet zingen in het koor. Solo aan de microfoon. Jesu allerliefste kind. Met een hoge la. Naast de kerk staat een kerststal. Die wordt omschreven als een moderne kerststal. Met veel wit. Kwetsbaar voor de wind. Dat laatste stuk, net voor je de trappen op gaat, daar is er vaak veel wind. Je moet heel even een klein beetje moeite doen. In de kerk is het warm, er zijn al veel mensen.
Je moet nog wennen aan de vakantie. Alsof het nog niet mag. Alsof het toch een beetje decadent zou zijn om zomaar niets te doen. Je doet het toch maar en trekt je terug in de zetel, met een dekentje. De laatste twee afleveringen van die ontroerend sterke serie. Spannend, dat ook wel. Lichte kleuren, voorzichtig melancholische muziek, mooie beelden. Zoveel getormenteerde mensen, zoveel pijn in de tijd opgestapeld. Zoveel hartverscheurende machteloosheid. Een kind dat sterft. Onstilbare tranen. Die gelukkig weer niemand ziet.
Mensen die proberen elkaar te bereiken.
Het kleine jongetje. In het ene huis zijn er grote kerstballen. Een beetje zilver- of koperkleurig. Ze zitten in een doos met zes, maar er zijn er geen zes meer. Een vrij grote kerststal. Met kleine pannetjes in het stro. En een schaapje met drie poten. In het andere huis is de kerststal kleiner. En de beeldjes nog compleet. Een groene draad met zogenaamde witte kaarsjes, met lampjes die nog bijna allemaal werken, denk je. De boom staat een beetje krapjes daar op dat kastje in de hoek. Maar het geeft niet.
Buiten regent het. Blijkbaar.
Onderhuidse tranen. Die horen bij een zondagnamiddag, ergens tussen vijf en zes.
Het was goed om thuis te blijven. Voor rust op zondag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten