Iemand zei je ooit.
Iemand zei je ooit. Dat er een plek is waar je kunt schuilen voor de wind.
Waar je misschien achter sterke muren kunt zitten. Warm en veilig. Waar het huis niet kraakt.
Iemand zei je dat ooit.
Denk je toch.
En daar, op die plek, kun je gaan zitten. Kun je je neerleggen. Kun je zelfs zomaar slapen. Erop vertrouwend dat er niets zal gebeuren. Dat alles er nog zal zijn in de ochtend.
Wie was dat, die je dat zei?
Je kunt door de wind lopen. Even zelfs denken dat je zult worden weggeblazen. De striemende regen loopt over je heen. En je loopt gewoon verder. Iets in je zegt: daar is de plek. En als je je er geen vragen over stelt, blijkt dat je aangekomen bent.
Misschien weet je het niet meer.
Wie dat was, die je dat zei.
Je aarzelt nog even, voor je de sleutel in het slot steekt. Stel je voor dat. Maar er is geen weerstand, en de deur laat zich zomaar openen.
Iemand zei je dat ooit.
Laat het zo maar zijn.
En je opent de deur. En je gaat binnen. Een rustige stilte, in een vriendelijke donkerte gehuld. Alsof die plek op je wachtte.
Het is er verrassend stil. Alsof er niets aan de hand is. Alsof het gewoon zo is.
Iemand zei je dat ooit.
Dat je ooit die plek zou kunnen vinden. Misschien. Daar waar de wind. Dus
En je bent binnen, zo lijkt het toch. En voor je het licht aansteekt, ga je even op de grond zitten. En je luistert.
Het is je adem. Die hoor je. Langzamer en langzamer.
Zou je het gedroomd hebben? Dat iemand je dat ooit zei.
Het zou kunnen dat je niet meer moet lopen. Dat niets je nog op de hielen zit. Of toch niet veel.
Het zou kunnen dat je zomaar kunt blijven. Op die plek die jou wel herkent.
Iemand zei je dat ooit.
Misschien zag je het wel. In iemands ogen. Dat iemand het je wilde zeggen.
En je wacht. Op wat niet komt. En dat wist je.
Je had er al van gedroomd. Met open ogen. Dat je wist wat je bestemming zou zijn. Dat het aankomen zou bevestigen dat de weg zich had laten vinden.
En toen wist je het.
Dat iemand je dat ooit zei.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten