De trompet en de piano wisselen elkaar af. Net nu raken ze de juiste noten. Ze passen bij de staat van je hoofd. Uithoekpijn, zou dat bestaan? En pijngewicht? De noten bewegen er netjes tussendoor. Alsof ze een weg maken waar je alleen moeras vermoedde. Of een steppe of zo. Ze tillen je even een klein beetje op.
Hoe je een nacht lang in en uit iets dat op een nachtmerrie lijkt kunt schuiven. Hoe je wakker wordt, je handen in een vuist, je buik hard, al het andere in een of andere kramp. Rare dromen. Iemand komt je droom in fietsen. Het signaal om wakker te schieten.
De plekken waar je kunt zijn in je hoofd, of is het je hoofdlichaam? Je beweegt tussen plekken. Steeds ben je een beetje ergens anders. Is het die rare nacht? Is het die lichte verkoudheid, die zich in je gewrichten lijkt te nestelen?
Iets zou zomaar open kunnen scheuren.
Misschien zou je de hoek van de kamer opzoeken, om je daar neer te leggen. Om daar die stukken van jezelf neer te leggen. Als in een warm badje. En iemand die zegt dat alles goed zal komen.
Na de boodschappen, en na enkele klusjes, zoek je de zetel op, daar in de hoek van de kamer. Je probeert wat verder te lezen in je boek. Dit is de plaats. Het is moeilijk om niet te wenen, om een of andere reden. Naarmate je lichaam vanbinnen zachter wordt, wordt het aan de buitenkant hoekiger, of zo, denk je even. Je zet de zetel in de ligstand.
En het is alsof je bijna verdwijnt.
(Het had overigens ook My Funny Valentine kunnen zijn.)
Je denkt aan iemand die er niet meer is. Hij kon zo mooi zeggen dat alles goed zou komen. En je geloofde hem. Hij had ook gelijk trouwens. En zo graag zou je het hem willen kunnen zeggen, dat alles goed zal komen, met hem. (Het is moeilijk om voor die zinnen een verleden tijd te gebruiken, dus doe je het maar niet. Een voltooid verleden tijd klinkt zo voltooid. En dat is het verkeerde woord.)
In die ligstand is het alsof je een klein beetje zweeft.
Heel even denk je terug aan toen, in het ziekenhuis. Aan die nacht na de operatie. Hoe het voelde, in die kamer, en hoe rustig het was. En hoe je een beetje leek te zweven.
Hoe zou het zijn, om gedragen te worden?
Het net niet slapen, of het net wel.
Hoe de dag daarvoor je been ineens begon te trillen. Een soort ontlading van opgespaard getril.
Je opent je ogen, en het is alsof je ergens bent aangekomen. Een plek ergens in je lichaam waar je even kunt blijven. Uit de wind.
Je herinnert je niet veel van die rare dromen. Er was wel iets als een overstroming. Waar je liep, veranderde alles de hele tijd. Als door water. Het was een verlies.
Nog even telefoneren eerst. Naar haar en naar haar. Je stem heeft ondertussen een andere plek gevonden. Misschien is een lichaam een plek met vele kamers. Een stem kan kiezen. Welke kamer dit keer. Je kijkt naar je stem. Je denkt: ik ben ergens aangekomen.
Later loop je door de stad. Het is even alsof je rug je huid openscheurt. Je laat het gevoel komen en gaan.
(Of misschien wel The Girl From Ipanema, dat had ook gekund.)
Misschien heeft je rug nog een dag meer nodig om terug te keren. Het geeft niet. Je bent op weg naar huis. Straks krijg je bezoek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten