De beelden blijven nog een beetje door je hoofd gaan. De erg ontroerende documentaire over de vrouwen met borstkanker. En wat dat met de liefde doet.
Hoe het een lichaam achterlaat in verwarring. In ontheemding misschien wel.
Is het een ander lichaam geworden? Of heeft iets zich teruggetrokken? Achter een of andere linie, om misschien weer terug te keren als de kust veilig is, als er geen vijandelijk vuur meer is.
Wat een sensueel, aanraakbaar, graag aan te raken lichaam was, lijkt ineens verlaten. Aanrakingen doen pijn.
En wat er niet meer is, die borst. Mag het gezien worden, en zo ja, door wie? Is het een er niet zijn, of wordt het een veranderd zijn, of een ander zijn?
Zo mooi, en zachtjes verscheurend, hoe ze erover praten.
Mannen die blijven. Mannen die weggaan.
Als een noodlot, een teken van een of andere god zou je misschien nog gaan denken. Hoe je altijd in dat bed lag, als lepeltjes, en hoe die ene borst waar je altijd je hand liet rusten, de borst was die verdween. En hoe je het waarschijnlijk even niet meer weet, waar je je handen moet leggen.
En hoe de verwarring traag door het hoofd sijpelt. De man, de andere, in dit geval.
De foto’s van de amazone.
En de pragmatische aanpak van die ene schitterende vrouw. Problemen die we gewoon even oplossen. Er zijn middeltjes, dus die kun je gewoon gebruiken. En daarna gaan zwemmen met de andere meisjes. Benen in de lucht, patroontjes maken.
Eigenlijk kun je er niet veel over vertellen. Er is een zekere verhaalschroom. De verhalen worden mooi verteld, in de juiste toon, met rustige beelden. Er is geen tragiek toegevoegd, er zijn alleen de verhalen. Er te veel over zeggen zou een toe-eigening van de verhalen zijn.
Een dag later, ergens, komt wel iets van jouw verhaal. Het zal ook wel ergens door sijpelen. Is het je huid of is het je hoofd?
Misschien was je tevoren je lichaam niet eens. Het lichaam was wel ergens, maar het was gewoon. Het deed dingen die het verondersteld werd te doen. Afwezig aanwezig. Vanzelfsprekend, maar misschien een beetje onzichtbaar.
En dat lichaam, als een huis waarvan je helemaal niet had opgemerkt dat het architectuur was, werd ineens uit elkaar gehaald. Bleek ineens iets te zijn. Een aangeklede en bewoonde ruwbouw.
Misschien kon het niet anders. Dan dat je een toeschouwer werd. Het lichaam werd een ding. Een ding waarin iemand zou snijden. Een ding waarin allerlei buisjes werden gestoken. Een ding waar vergif in werd gebracht.
Dokters staan naast je bed, kijken naar het ding, voelen eraan. En jij kijkt toe, je schouwt toe.
Misschien was het ook wel een redding, die verdinglijking. Misschien kon je zo tot de aanval overgaan. Kon iets van jou een virtuele soldaat worden, naast dat ding lopend.
De verwarring sloeg toe na het slagveld, in de stilte na. Toen het gevecht voorbij was, en men opnieuw buisjes in je arm wilde steken, knapte er ineens iets, ergens in jou. In welk jou?
En toen je langzaam weer was ingetrokken in dat huis, dat zwaar was verbouwd, kon je door de kamers dolen. Niet minder, maar anders ontheemd, alsof je het nu wist.
Vaststellen dat dit het huis was waar je zou blijven wonen, dat kon je je in je hoofd voorstellen. Veel meer nog niet.
Misschien was dat een ruwbouwdenken. Dat het aanraakbare lichaam alleen dat huis kon worden, was niet voorzien in de handleiding ‘hoe overleef ik het leven’.
Dat je kunt wonen in een verdwaalhuis. Misschien ben je eerst nog een toeschouwer, en zie je jezelf elke dag weer thuiskomen, in dat huis. En na een tijdje denk je: als ik dan toch toekijk, kan ik even goed binnen gaan zitten.
Muren die een beetje verkleuren. Klimop die een huis inneemt alsof het er al eeuwen is, alsof het een plek geworden is. Een beeld, als deel van de straat, een huis als alle andere, een beetje toch. Misschien gaat het zo wel, wie weet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten