Geruisloos ben je daar gekomen. Denk je even. Daar waar het kantelt. Verder kan het donker niet komen. Als een golf die zich ver het strand op trekt. En je staat ernaar te kijken, hoe het water net niet tot aan je tenen komt. En je weet dat je kunt blijven staan daar, want het tij kan enkel kantelen.
In het begin is het nog heel even een kwestie van hoop. Misschien wel blind vertrouwen. Het duurt tot het licht van februari eer je zeker weet dat het onstuitbaar is. Nu, net voorbij het kantelen is het nog als iets dat je uit handen moet geven.
Al zul je het misschien wel ergens kunnen horen. Al zal er wel ergens een plek zijn in de aarde waar je het kunt horen. Het krakende verlangen naar het licht.
Misschien zit het daar diep verborgen. Onder lagen aardhuid. Gedoemd tot aarzelen. Bang van zijn eigen bestemming.
En misschien kun je het ergens voelen. Als een nauwelijks waarneembare trilling in de lucht. Misschien is er een kleine luchtverplaatsing, daar waar de herfst in de winter kantelt.
En het kan je verwarren. Als een liefde waar je denkt geen recht op te hebben. Je weet dat de dagen langer gaan worden, maar tegelijk worden ze voor even ook nog eens kouder. Alsof iets nog niet mag. Alsof je geloof op de proef gesteld wordt.
Het zou kunnen dat je naar de rand van het water moet gaan. Aan de zee, aan een rivier. En dat je daar het water moet strelen. Om iets van het mysterie te begrijpen.
En een trage dans laat zich dromen. Ergens in het grensgebied.
Zou het stil zijn? In dat ene minuscule ogenblik, in dat onzichtbare niemandsland tussen twee seizoenen? Zoals dat ene moment tussen het einde van de nacht en het begin van de dag.
Wat zou het met je lichaam doen? Misschien kan het uitzicht op licht, daar ergens, al een troost zijn voor wat op je schouders drukt. Misschien kan het als een beloftevolle rilling langs je rug naar beneden sijpelen. Tot het rust op je heiligbeen.
Het is goed om het hoofd te buigen. Ergens diep in de nacht. Voor het deelzijn aan die eeuwige beweging.
En dat het eeuwig zo zal blijven, het is misschien ondertussen ook al een geloof geworden.
Dat je erin kunt verdwijnen, in die kantelende beweging, dat je ooit terug zult mogen keren naar daar. Al ben je nooit helemaal weg geweest.
Misschien is je leven niet meer dan een golf. Water dat zich een beetje onttrekt aan water. Je zou kunnen geloven dat je de golf kunt zien. Zoals het water zou kunnen geloven dat het een golf in zich heeft.
Het is een moment om te vieren. Daar waar het licht zich begint te bevrijden. Hoe je dat moet doen, weet je misschien wel niet. En waarschijnlijk geeft dat niet. Het zou kunnen dat je gewoon mag zwijgen. En wat dat met je huid doet, hoef je niet in de woorden te leggen.
Het is als onverwacht je bestemming bereiken, bereikt hebben. En heel even niet weten wat te doen met dat besef.
Het is als wachten op een hand die op je buik gelegd wordt. Midden in een nacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten