Ik kwam haar tegen in het station. Ik zat op een bankje te wachten om in te stappen. Op het aankondigingsbord stond ‘niet instappen’. Ik twijfel altijd een beetje. Die trein staat daar toch al en lijkt geheel in de wachtstand. Maar misschien is er toch een diepere reden waarom er staat dat je niet mag instappen. En die was dit keer misschien wel dat ik zo Margaretha kon tegenkomen.
‘Mag ik hier bij u komen zitten? Dan kunnen we samen niet instappen. Nog niet instappen.’
Ik vond het prima. De bank is van iedereen.
‘Ik ben niet zo’n immense fan van Pasen, eerlijk gezegd. Ik heb die paashaas nooit helemaal begrepen. En deed jij dat vroeger ook als kind, klokken tekenen met vleugels aan?’
Ik kon alleen maar bevestigen dat ik dat ook deed vroeger.
Ondertussen konden we instappen. Ik had gehoopt dat er op het bord zou komen: ‘ja, we zouden het fijn vinden als u nu in zou stappen, we zijn er helemaal klaar voor’. Maar er stond gewoon de naam op van de bestemming. Stel dat er zou staan ‘daar’ of ‘ergens’, dat zou ook wel spannend zijn. Maar volgens sommigen, en ze zouden wel eens gelijk kunnen hebben, ben ik niet gemaakt voor dat soort avonturen. (Of durf ik me er niet voor openstellen, of zoiets.)
‘Ik had nog een geweldige discussie met mijn man. Hij is wel ok, maar soms ook een beetje vermoeiend. Hij heeft een beetje last van seizoensgeloof, zeg ik altijd. Dan is hij weer een tijdje helemaal overtuigd van iets, en stort hij zich daar helemaal op. Tot het weer overgaat. Nu is dat het transhumanisme.’
Ik knikte begrijpend. (En dacht terwijl: o jee.)
‘Hij gelooft dus dat we de mensheid moeten updaten of zo, met allerlei technologie. Iets als de man van zes miljoen vroeger. Kent u die nog?’
Natuurlijk, zei ik, hoe zou je de man van zes miljoen kunnen vergeten, die bewegingen in slow motion, en dat geluidje als hij zijn ogen scherp stelde, dat dededededededede…
‘Nu ja, een beetje vermoeiend allemaal. Het probleem is dat hij dan altijd weer apparaten gaat kopen. Mannen willen apparaten, blijkbaar. U wilt niet weten wat voor een hoop zooi er al in huis staat bij ons.’
Ik vroeg welk apparaat hij gekocht had in het kader van het transhumanisme.
‘Een 3D-printer. Zucht. Dat klinkt allemaal spannend, maar in feite is dat een klein onnozel ding, dat geweldig veel lawaai maakt, en er heel erg lang over doet om een of ander klein lullig dingetje te maken. En eigenlijk is dat ook allemaal veel te ingewikkeld voor mijn man. Hij snapt die handleiding niet, en wil ze ook niet echt lezen, alsof dat voor watjes zou zijn.’
Ik zei dat ik altijd een geweldige voorstander van handleidingen geweest ben. Ik heb er zelf namelijk ook een.
‘En nu is hij dus geobsedeerd bezig met die 3D-printer. En weet u wat hij nu probeert te maken? Een paasei. Een paasei godbetert. Zucht.’
Ik vroeg haar wat daar de diepere zin van was. Paaseieren vallen toch uit de lucht, uit die gevleugelde klokken. Of je kunt ze nog altijd in de winkel kopen. Of je kunt naar een of ander paasfeest in de familie gaan.
‘Inderdaad. Dat heb ik hem dus ook gezegd. Waarom zou je zo’n ingewikkeld apparaat nodig hebben voor iets dat als het ware zomaar uit zichzelf naar je toe komt? Maar als ik dat zeg, zegt hij dat ik ouderwets ben. Toen ik hem, bij zijn vorige geloof, probeerde uit te leggen dat de vloer zichzelf niet dweilt, ook niet door boeken te lezen over de Rozenoorlogen, vond hij dat ook ouderwets.’
Ik knikte nog eens. (Terwijl dacht ik dat het soms toch wel nuttig is om nog even na te lezen hoe het echt gegaan is met die Rozenoorlogen, om The White Queen nog beter te kunnen volgen. Ik maakte me ook de bedenking dat het anderzijds toch gemakkelijker is The White Queen te volgen dan Game of Thrones, maar dat zal aan mijn beperkte intellectuele capaciteiten liggen.)
‘Is er niet zo’n uitdrukking in de aard van als je het ei nog niet ziet dat voor je neus ligt, wat ga je dan zoeken in de hemel?’
Die uitdrukking kende ik niet, zei ik. Er was wel iets met een balk in je oog of zo, maar of dat hier iets mee te maken had, wist ik niet. Ik dacht dat je in dit geval het woord hemel ook kon vervangen door nanotechnologie, maar dat was misschien hemelschennis.
‘Nu ja, ik zal hem wel niet kunnen veranderen, vrees ik. Niet echt. Met mannen moet je soms wel veel geduld hebben natuurlijk, ze kunnen er ook niets aan doen.’
Ik knikte. Ik dacht nog even aan die auto vol met opgefokte jongens toen ik stond te wachten enkele dagen geleden aan een kruispunt. Ze stopten voor mijn neus, en een van hen draaide het raampje open om me iets toe te roepen over ‘die wijven, ze zijn altijd…’ en toen reden ze gelukkig door.
‘Ik wens u nog een mooie dag, het was fijn met u te mogen instappen. Ik ben hier nu, waar ik moet zijn.’
Ik wenste haar ook nog al het goede toe, voor altijd. En iets met een gewoon lekker paasei.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten